dromen - regelmatig werkwoord
uitspraak: dro-men
1. het in je slaap beleven
♢ ik droomde dat ik op reis was
1. dat had je gedroomd!
[dat zou je wel willen]
2. met je gedachten ergens anders zijn
♢ let eens op, je zit weer te dromen!
3. helemaal van buiten kennen
♢ dat hoofdstuk kan ik wel dromen
Regelmatig werkwoord: dro-men
ik droom
jij/u droomt
hij/zij droomt
wij/zij/jullie dromen
ik/jij/u/hij/zij droomde
wij/zij/jullie droomden
hij heeft gedroomd
de/het/een gedroomde ....
dromend, dromende
Gepubliceerd op 14-11-2017
dromen
betekenis & definitie