doorbloeden - regelmatig werkwoord
uitspraak: door-bloe-den
1. doorgaan met bloeden
♢ ik had de wond afgedekt, maar die bleef toch doorbloeden
2. met bloed doordrongen worden en bloed doorlaten
♢ het verband is helemaal doorgebloed
Regelmatig werkwoord: door-bloe-den
ik bloed door (... ik doorbloed)
jij/u bloedt door (... jij doorbloedt)
hij/zij bloedt door (... hij doorbloedt)
wij/zij/jullie bloeden door (... wij doorbloeden)
ik/jij/u/hij/zij bloedde door (... ik doorbloedde)
wij/zij/jullie bloedden door (... wij doorbloedden)
hij is doorgebloed
de/het/een doorgebloede ....
doorbloedend, doorbloedende
Gepubliceerd op 14-11-2017
doorbloeden
betekenis & definitie