blik - zelfstandig naamwoord
1. omhulsel van geplet staal met laagje tin erop
♢ we hadden nog tien blikken appelmoes in voorraad
1. een blik agenten open trekken
[extra agenten inzetten]
2. plat bord waar je vuil op kunt vegen
♢ ik veegde de scherven op met stoffer en blik
Zelfstandig naamwoord: blik
het blik
de blikken
het blikje
Inloggen
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Favorieten
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen:
- Je eigen Ensie account
- Direct toegang tot alle zoekresultaten
- Volledige advertentievrije website
- Gratis boek cadeau als welkomstgeschenk