bijhouden - onregelmatig werkwoord
uitspraak: bij-hou-den
1. het tempo kunnen volgen
♢ het kind kon zijn vader niet bijhouden
2. er geregeld aan werken
♢ ik houd de boekhouding bij
Onregelmatig werkwoord: bij-hou-den
ik houd bij (... ik bijhoud)
jij/u houdt bij (... jij bijhoudt)
hij/zij houdt bij (... hij bijhoudt)
wij/zij/jullie houden bij (... wij bijhouden)
ik/jij/u/hij/zij hield bij (... ik bijhield)
wij/zij/jullie hielden bij (... wij bijhielden)
hij heeft bijgehouden
de/het/een bijgehouden ....
Tegenstellingen
veronachtzamen, verwaarlozen
Gepubliceerd op 14-11-2017
bijhouden
betekenis & definitie