Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

Gepubliceerd op 14-11-2017

afstemmen

betekenis & definitie

afstemmen - regelmatig werkwoord
uitspraak: af-stem-men

1. op een bepaalde zender instellen
hij stemde de tv af op RTL4
2. ervoor zorgen dat alles goed bij elkaar past
♢ de kleur van zijn pak was afgestemd bij de bruidsjurk

Regelmatig werkwoord: af-stem-men
ik stem af (... ik afstem)
jij/u stemt af (... jij afstemt)
hij/zij stemt af (... hij afstemt)
wij/zij/jullie stemmen af (... wij afstemmen)
ik/jij/u/hij/zij stemde af (... ik afstemde)
wij/zij/jullie stemden af (... wij afstemden)
hij heeft afgestemd
de/het/een afgestemde ....