afstemmen - regelmatig werkwoord
uitspraak: af-stem-men
1. op een bepaalde zender instellen
♢ hij stemde de tv af op RTL4
2. ervoor zorgen dat alles goed bij elkaar past
♢ de kleur van zijn pak was afgestemd bij de bruidsjurk
Regelmatig werkwoord: af-stem-men
ik stem af (... ik afstem)
jij/u stemt af (... jij afstemt)
hij/zij stemt af (... hij afstemt)
wij/zij/jullie stemmen af (... wij afstemmen)
ik/jij/u/hij/zij stemde af (... ik afstemde)
wij/zij/jullie stemden af (... wij afstemden)
hij heeft afgestemd
de/het/een afgestemde ....
Inloggen
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Favorieten
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen:
- Je eigen Ensie account
- Direct toegang tot alle zoekresultaten
- Volledige advertentievrije website
- Gratis boek cadeau als welkomstgeschenk