Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

Gepubliceerd op 14-11-2017

aflopen

betekenis & definitie

aflopen - onregelmatig werkwoord
uitspraak: af-lo-pen

1. er komt een eind aan, het gaat voorbij
♢ de film is bijna afgelopen
1. de afgelopen week
[de week die voorbij is]
2. het loopt snel af met hem
[hij zal niet lang meer leven]
3. het is een aflopende zaak
[het is nu snel voorbij]
2. schuin naar beneden lopen
♢ deze straat loopt een beetje af
3. ratelen
♢ de wekker loopt af

Onregelmatig werkwoord: af-lo-pen
ik loop af (... ik afloop)
jij/u loopt af (... jij afloopt)
hij/zij loopt af (... hij afloopt)
wij/zij/jullie lopen af (... wij aflopen)
ik/jij/u/hij/zij liep af (... ik afliep)
wij/zij/jullie liepen af (... wij afliepen)
hij is afgelopen
de/het/een afgelopen ....
aflopend, aflopende

Synoniemen
eindigen, verstrijken

Tegenstellingen
beginnen, inzetten, openen, opstarten, starten