absoluut

betekenis & definitie

absoluut - bijvoeglijk naamwoord
uitspraak: ab-so-luut

1. door niets of niemand beperkt of gehinderd
♢ de president van dat land heeft het absolute gezag
1. een absolute vorst
[niet gebonden aan wetten]
2. zonder te kijken naar het teken dat erbij staat
♢ de absolute waarde van -123 is gewoon 123
3. zonder te kijken naar de relatie met iets anders
♢ als je een dier 'groot' noemt, dan is dat een absoluut oordeel
1. absolute eenheden
[waarvan de waarde overal en altijd constant is]
2. absolute temperatuur
[gerekend vanaf het nulpunt]
4. wat ten volle zo is of moet zijn
♢ ik wil absolute stilte in de zaal

Bijvoeglijk naamwoord: ab-so-luut
de/het absolute ...
iets absoluuts

Synoniemen
onbelemmerd, onbeperkt, onvoorwaardelijk, ruim, volkomen, vrij

Tegenstellingen
onvrij, relatief, verhoudingsgewijs