aannemen - onregelmatig werkwoord
uitspraak: aan-ne-men
1. oppakken en luisteren
♢ wie neemt de telefoon aan?
2. ergens naar luisteren om het door te geven
♢ wij zullen de boodschap wel aannemen
3. in je handen nemen en vasthouden
♢ hij wilde het snoepje niet aannemen
4. overnemen, ermee akkoord gaan
♢ de directie heeft het voorstel aangenomen
5. een baan geven
♢ ze hebben die sollicitant aangenomen
6. hem een functie geven
♢ ?
7. officieel als kind opnemen in het gezin, alsof het een eigen kind is
♢ zij hebben een kind uit Chili aangenomen
8. denken dat het mogelijk is
♢ neem maar van mij aan dat hij liegt!
Onregelmatig werkwoord: aan-ne-men
ik neem aan (... ik aanneem)
jij/u neemt aan (... jij aanneemt)
hij/zij neemt aan (... hij aanneemt)
wij/zij/jullie nemen aan (... wij aannemen)
ik/jij/u/hij/zij nam aan (... ik aannam)
wij/zij/jullie namen aan (... wij aannamen)
hij heeft aangenomen
de/het/een aangenomen ....
Synoniemen
aanpakken, aanstellen, aanvaarden, accepteren, adopteren, benoemen, vooronderstellen
Tegenstellingen
afslaan, afwijzen, deponeren, neerleggen, ontslaan, ontzetten, versmaden, weigeren, wippen
Gepubliceerd op 14-11-2017
aannemen
betekenis & definitie