Monumenten in Nederland: Zuid-Holland

Ronald Stenvert, Chris Kolman, Saskia van Ginkel-Meester, Elisabeth Stades-Vischer, Sabine Broekhoven en Ronald Rommes (2004)

Gepubliceerd op 02-01-2020

Rijksuniversiteit Leiden in Leiden

betekenis & definitie

Rijksuniversiteit Leiden. In 1575 kreeg Leiden op voorstel van Willem van Oranje een universiteit.

Aanvankelijk was deze gehuisvest in het Barbaraklooster en in de kerk van het Faliede Begijnhof. In 1581 nam men de vroeg-16de-eeuwse kloosterkerk (gewijd 1516) van de dominicanessen of Witte Nonnen in gebruik als Academiegebouw (Rapenburg 73).

Dit laat-gotische gebouw met hoofdbeuk en lagere zijbeuk onderging in 1616 na een brand een ingrijpende verbouwing. Hierbij ontstonden het Groot Auditorium (begane grond) en het Klein Auditorium (verdieping).

Aan de westzijde verrees in 1670 een nieuwe traptoren naar plannen van Willem van der Helm. Boven de galerij met stergewelven aan de oostzijde bevindt zich de in 1733-'37 onder leiding van Hieronymus van der Mij ingerichte senaatskamer, met een door Hermanus van Groen rijk gesneden schoorsteenboezem en een marmeren schoorsteenmantel van Thomas Leabre.

De zaal hangt vol met geschilderde professorenportretten. Bij een belangrijke uitbreiding in 1828, naar plannen van Jan Dobbe, werd de binnenplaats aanmerkelijk verkleind door de bouw van een vleugel met toegangspoort naar de achterliggende Hortus.

Een uitbreiding aan de Nonnensteeg in neogotische vormen van J. van Lokhorst kwam in 1897-'99 tot stand en in 1936-'38 heeft men de panden Rapenburg 67-71 (circa 1750) bij het Academiegebouw getrokken. Het smeedijzeren toegangshek van het Academieplein dateert van circa 1750.

Van de oude natuurstenen toegangspoort uit 1613 zijn delen opgenomen in de voorgevel van het pand Rapenburg 71. In de zijgevel daarvan zit een gedenksteen voor H.

Coster (†1899), staatsprocureur in Zuid-Afrika.De Hortus Botanicus (5de Binnenvestgracht 7) werd gesticht in 1587. Het eerste deel de Clusiustuin werd in 1594 aangelegd onder leiding van botanicus Carolus Clusius. Bij deze tuin staat een gedeelte van het voorm. Collegium Theologicum of Statencollege, dat in 1594 was ondergebracht in het middeleeuwse Cellebroedersklooster en rond 1620 door Hendrick Jacobsz Staets werd verbouwd. De oorspronkelijke hoofdingang van de Hortus bevond zich aan de Kaiserstraat ter hoogte van de voorm. universiteitsmanege. In 1932 heeft men de tuin gereconstrueerd onder leiding van L.G.M.

Baas Becking. De rest van de oorspronkelijke Hortus kreeg bij een herinrichting in 1937-'38 de hedendaagse vorm. De 19de-eeuwse bebouwing is grotendeels vervangen door een moderner kassencomplex. Behouden is de door Daniël Marot ontworpen oranjerie uit 1744, een langgerekt gebouw met middenrisaliet en halfrond fronton. Het interieur is waarschijnlijk rond 1820 gewijzigd. In 1990 is naar ontwerp van M.

Nakamura en W. Kuitert een Japanse tuin aangelegd. In de systeemtuin staan de planten op familie gerangschikt. In de Clusiustuin staat een borstbeeld van Carolus Clusius opgesteld, in de Japanse tuin een borstbeeld van Ph.F. von Siebold (1932; L.O. Wenckenbach) en in de systeemtuin dat van de Zweedse plantkundige Carolus Linnaeus, die van 1735 tot 1738 de tuin regelmatig bezocht.

Architect H.F.G.N. Camp leverde ontwerpen voor verschillende nieuwe universiteitsgebouwen. Zo ontwierp hij in 1856 het voorm. Physisch, Chemisch en Anatomisch Laboratorium (Nieuwsteeg 18), later ‘Kamerlingh Omnes Laboratorium’ geheten. Dit op een door de buskruitramp van 1807 vrijgekomen terrein opgerichte, langgerekte neoclassicistische gebouw is door latere uitbreidingen ingrijpend gewijzigd.

Rond 2003 is een grootschalige renovatie en verbouwing van het complex uitgevoerd. Camp ontwierp ook de Leidse Sterrenwacht (Sterrenwachtlaan 5-9), die in 1858-'61 op initiatief van hoogleraar F. Kaiser verrees op het Blauwe Bolwerk en een 17de-eeuws observatorium op het dak van het Academiegebouw verving. Dit op de sterrenwacht van Sint Petersburg geënte complex bestaat uit een wit gepleisterd neoclassicistisch hoofdgebouw dat door lagere vleugels is verbonden met twee zijpaviljoens. Deze waren bestemd als woonhuizen voor de hoogleraar-directeur (links) en voor de observator (rechts). Op het dak van het hoofdgebouw stonden aanvankelijk twee observatiekoepels.

In 1924 heeft men twee koepels toegevoegd en de zijpaviljoens met een verdieping verhoogd. De grootste koepel bevat een tienduimskijker uit 1885 en de koepel aan de achterzijde een zesduimskijker uit 1838. Het vrijstaande heliometergebouw uit 1877 is ontworpen door P.J.H. Cuypers. De toren heeft een achtzijdige schacht met daarboven een later aangebrachte observatiekoepel. In 1867 ontwierp Camp het (eerste) Academisch Ziekenhuis (Steenstraat 1a), dat tegenwoordig dient als Museum voor Volkenkunde.

Het werd ingericht volgens het toen nieuwe corridor-principe, met lange gangen die toegang geven tot de ziekenzalen en andere vertrekken. Oorspronkelijk bevond de hoofdingang zich in de eindgevel van de middenbouw (Binnenvestgracht). De in opzet voor de afdeling besmettelijke ziekten bestemde westelijke zijvleugel was door een oorspronkelijk open galerij met het hoofdgebouw verbonden. Van de drie in 1876 voor deze afdeling gebouwde vrijstaande stenen barakken resteert er één (later verhoogd). In 1891 volgde een uitbreiding van het ziekenhuis onder leiding van rijksbouwmeester J. van Lokhorst. Rond 1900 ontwierp Van Lokhorst diverse laboratoria en onderwijsgebouwen, aanvankelijk in neorenaissance-vormen en na 1888 in een meer neogotische stijl.

Het voorm. Boerhaave-Laboratorium (Steenstraat 1a), gebouwd in 1883-'85 bij het Academisch ziekenhuis, was bestemd voor het onderwijs in anatomie, histologie, hygiëne en chirurgie. Dit in neorenaissance-vormen uitgevoerde laboratorium bevatte in het hoge bouwdeel een collegezaal en werkkamers van hoogleraren en assistenten en in het lage bouwdeel de snijzalen. Het interieur uit de bouwtijd is vrijwel volledig bewaard gebleven. Een bij een bombardement in 1944 verloren gegaan gedeelte heeft men rond 1997 gereconstrueerd. In 1890-'92 is in neogotische stijl het voorm.

Geologisch-Mineralogisch Laboratorium (Garenmarkt 1) opgetrokken. Links van het trappenhuis met topgevel bevonden zich de museumzalen en rechts een collegezaal en bibliotheek. Eveneens in neogotische stijl uitgevoerd is het voorm. Pharmaceutisch Laboratorium (Hugo de Grootstraat 32), gebouwd in 1895-'97 met banden van gele baksteen. Opvallend is het hoge middendeel met traptoren en groot spitsboogvenster. Hier bevonden zich het Galenisch Laboratorium (begane grond) en de prepareerkamers (verdieping).

Het er tegenover gelegen en vergelijkbare voorm. Laboratorium voor Organische Chemie (Hugo de Grootstraat 27) uit 1896-'98 was oorspronkelijk een U-vormig gebouw. Naar ontwerp van J.A. Vrijman werd in 1910 spiegelbeeldig een tweede gebouw verwezenlijkt, waardoor een geheel omsloten binnenhof ontstond. In 1930 volgde een tweede grote uitbreiding en in 1949 een uitbreiding aan de noordzijde. Tot de laatste door Van Lokhorst ontworpen gebouwen behoren de genoemde uitbreiding van het Academiegebouw (1897-'99) en het Botanisch Laboratorium en Rijksherbarium (Nonnensteeg 3-5), een langgerekt gebouw in neogotische vormen uit 1904-'06.

Onder leiding van J.A.W. Vrijman, de opvolger van Van Lokhorst, werd in 1916-'22 de voorm. (eerste) Universiteitsbibliotheek (Rapenburg 70-74) verwezenlijkt. In dit H-vormige gebouw in Nieuw Historiserende stijl is een klein en sterk gewijzigd gedeelte opgenomen van de oude kapel van het Faliede Begijnhof uit circa 1500.

Hier was vanaf 1593 de bibliotheek van de universiteit ondergebracht. Van het voorm. (tweede) Academisch Ziekenhuis, dat in twee fasen tot stand kwam in 1914-'21 (ontwerp J.M. de Groot) en 1922-'25 (G. Westerhout), zijn het traditionalistische poortgebouw (Rijnsburgerweg 10; circa 1925) en de met expressionistische elementen uitgevoerde portierswoningen (Rijnsburgerweg 8 en 12; 1925) behouden.

Tot het moderne universiteitsgebouw behoort het collegezalencomplex Gorlaeuslaboratoria (Einsteinweg 55), een schotelvormig betonnen gebouw met langwerpige aanbouw uit 1971 (ontwerp G. Drexhage e.a.). Verder de in 1982 verwezenlijkte (tweede) Universiteitsbibliotheek (Witte Singel 27; B. van Kasteel) met aan weerszijden Faculteitsgebouwen (J. van Stigt), alle uitgevoerd met kenmerkende deels in het zicht gelaten en deels ingebouwde paddenstoelvormige kolommen. Eveneens van 1982 is het Centraal Faciliteitengebouw (Cleveringaplaats 1; H.P. Ahrens e.a.) met een centrale binnenstraat. Het huidige academisch ziekenhuis, het Leids Universitair Medisch Centrum (Albinusdreef 2; B & D architecten) is in 1980-'94 gebouwd.