Monumenten in Nederland: Zuid-Holland

Ronald Stenvert, Chris Kolman, Saskia van Ginkel-Meester, Elisabeth Stades-Vischer, Sabine Broekhoven en Ronald Rommes (2004)

Gepubliceerd op 02-01-2020

Pakhuizen en branderijen in Schiedam

betekenis & definitie

Pakhuizen en branderijen. Na een verbod op de invoer van Franse brandewijn in 1671 ging men in Schiedam korenbrandewijn of moutwijn produceren.

Tot aan de Vierde Engelse Oorlog (1780-'84) werd de grondstof mout uit Engeland geïmporteerd. Daarna ontstonden eigen mouterijen, waarin men graan liefst gerst ontkiemde, roosterde en daarna maalde.

In dit proces werd het zetmeel in moutsuikers omgezet. Dit gebeurde onder meer in de mouterij De Goudsbloem (Noordvest 61-63), een vroeg-19de-eeuws pand met vier lage verdiepingen.

Eén mouterij kon vier á vijf branderijen bedienen. In Schiedam kende men de zogeheten vierbaksbranderij, waarin dagelijks vier bakken ‘beslag’ werden aangemaakt.

Omdat de moutsuikers in drie dagen werden vergist tot alcohol waren twaalf bakken nodig voor een continu proces. Het beslag werd in twee ruwketels tot ruwnat gedestilleerd (11%), met als restproduct spoeling (voor veevoer).

Een tweede distillatie leverde enkelnat (22%) en een derde ‘overhaal’ bestnat (46%). Deze moutwijn leverde jenever op na filtering en een vierde ‘overhaal’ met jeneverbessen.De hier beschreven Oudhollandse methode wordt nog toegepast in het in 1996 geopende ‘Nederlands Gedistilleerd Museum De Gekroonde Brandersketel’, gevestigd in de uit 1794 daterende moutwijnbranderij De Locomotief (Lange Haven 74-76). Dit rijzige pand met twee klokgevels is hersteld in 1989-'92 na een brand in 1985. De opzet met een hoge begane grond voor de distillatie, een verdieping voor het bewaren van gist (moergistkuipen) en twee lage moutzolders is kenmerkend voor dergelijke branderijen. Een vergelijkbare vorm hebben de voorm. branderijen Noordvest 30-32 (1831), Schie 9 (1834), Oranjestraat 16, Lange Haven 54 en zonder klokgevels Korte Haven 18 (alle circa 1840). Ook de met klokgevels uitgevoerde en later als wijnpakhuizen gebruikte 18de-eeuwse panden Gelderland, Zeeland en Rilland (Lange Haven 46-50) en het pand Kethelstraat 30 (1818) met gepleisterde klokgevel zijn waarschijnlijk hun bestaan als branderij begonnen. De dwars geplaatste branderij Lange Haven 28 stamt in opzet uit circa 1722.

In dezelfde tijd gebouwd is de mouterij Lange Haven 22, die ingeklemd staat tussen de pakhuizen Windau en Libau (Lange Haven 20 en 24). De branderij Lange Haven 56 is gedateerd 1714, maar is in de 19de eeuw verbouwd. Andere oude branderijpanden zijn De Stad Schiedam (Schie 17-19; 1834), Wenneker & Co. (Schie 94), De Waarzegster (Lange Haven 51-53; circa 1850) en het pand bij Oude Sluisstraat 8. Voor de afvoer van de eindproducten verrees in 1851 langs de Nieuwe Haven het forse neoclassicistische handelsentrepot De Nederlanden (Lange Nieuwstraat 103).

De grootste bloeiperiode van de Schidamse branderijen viel tussen 1850 en 1880.

Aan de randen van de oude stad ontstonden groter opgezette branderijcompexen, waarvan de panden naast de traditionele kleine rondboogopeningen ook flauw hellende puntgevels en eclectische details hebben. In deze bedrijven ging men na 1880 over op de productie volgens het Weener-gistproces. Een gaaf voorbeeld van dit type branderij is het in 1872 naar plannen van J. Wouterlood gebouwde bedrijf van A. Houtman & Co., Westfrankelandsestraat 11-13. Belangrijke complexen zijn te vinden langs de Nieuwe Haven, de Westerkade en de Noordvestsingel.

Aan de Nieuwe Haven staan de branderijen Amsterdam-Rotterdam (nr. 97-99; 1857), Nieuwe Haven 103 (1858; gebouwd voor P. Hoppe), New York (nr. 109; 1858), Wassenaar (nr. 95; 1860) en Nieuwe Haven 139 (circa 1880). Aan de Westerkade verrees in 1862 de mouterij en brouwerij Westerkade 10-12, gevolgd door de mouterij Maassluis (nr. 20; 1869) en de branderijen De Olijfboom (nr. 22; 1870), Bleiswijk (nr. 24a; 1869) en het eclectische duo Mercurius en Neptunus (nrs. 28-30; 1870).

Aan de Noordvestsingel ontstonden eveneens in korte tijd verschillende branderijen, te weten Noordvestsingel 77 (1873), 79 (1874), 93-95 (1874), 97 (1878) en in 1874 de branderijen Zeerust, Charlois, Mathenesse, De Hoop en Nooitgedacht (nrs. 81-89). In 1881 waren er in Schiedam 392, overwegend kleine, branderijen gevestigd. Er volgde echter een koude sanering en schaalvergroting als gevolg van de concurrentie van goedkope melasse-alcohol na 1884 en de overgang naar het gebruik van distilleerkolommen, waardoor een continue productie van tot 96% zuivere alcohol mogelijk werd. Een mooi voorbeeld van een moderne branderij is de in 1911 naar plannen van A.W. Meijneken gebouwde fabriek Johs. de Kuyper & Zn. (Buitenhavenweg 98). Aan de straat staat het kantoor annex laboratorium, uitgevoerd met jugendstil-details in de vorm van opstaande hoekstukken.

Haaks erop loopt een geknikte fabrieksstraat, met aan weerszijden een distilleerderij, kuiperij en bottelarij. De andere grote firma's breidden veelal hun bestaande panden verder tot complexen uit, zoals de firma's J.A.J. Nolet (Hoofdstraat 12), Weduwe J. Floryn (Noordvest 23) en M. Dirkzwager (Groenweegje 4; branderij 1861). Voor de laatstgenoemde verrees in 1915 naar een neorenaissance-ontwerp van J.M.

Vink en J.J. Gort een eenlaags kantoorgebouw met trapgevel (Schie 38).