De (Herv.) Grote of St.-Jacobskerk (Rond de Grote Kerk 10) is een grote driebeukige hallenkerk bestaande uit een vijfzijdig gesloten koor met kooromgang en forse dakruiter, een lager schip met zijtopgevels, enkele zijkapellen en een rijzige westtoren. De meest oostelijke travee of dwarsbeuk van het schip is een overblijfsel van een kruiskerk met eenbeukig koor waaraan eind 14e eeuw werd gebouwd.
Het oorspronkelijke, vermoedelijk pseudo-basilicale, schip uit de eerste helft van de 14de eeuw werd bij een bouwcampagne in 1434-'55 vervangen door het huidige schip. Aan de bestaande dwarsbeuk werden toen twee dwarsbeuken toegevoegd, elk ter breedte van twee traveeën van het oude schip.
De resterende ruimte bij de kort tevoren gebouwde toren werd opgevuld met zijkapellen. Tegen de zuidzijde van het nieuwe schip verrees waarschijnlijk gelijktijdig de Assendelftkapel.
Het huidige koor met kooromgang en Mariakapel (noordzijde) en H. Kruiskapel (zuidzijde) kwam rond 1492 tot stand.
Na een brand door blikseminslag in 1539 werden de kerkkappen vernieuwd en vermoedelijk heeft men toen ook de achtzijdige opengewerkte dakruiter opgericht. In de 19de eeuw zijn verschillende herstellingen en restauraties uitgevoerd (1829-'30, 1854, 1878-'84).
Bij een ingrijpende restauratie in 1912-'20, aanvankelijk onder leiding van P.J.H. Cuypers en later van J.Th.J.
Cuypers en A.
Mondt, zijn de zij-ingangen van de kerk vernieuwd en heeft men de Sacramentskapel bij de kooromgang gesloopt.
Tijdens de naar plannen van Ph.J.W.C. Bolt uitgevoerde restauratie van 1957-'63 hebben de zijtopgevels van het schip weer hun oude vorm met nissen gekregen.
Verder zijn toen het neogotische noordportaal afgebroken en de zuidelijke ingang gewijzigd. Sinds de meest recente restauratie in 1985-'87, waarbij met name het interieur is gewijzigd, is de kerk vooral in gebruik voor culturele doeleinden.Het interieur wordt gedekt door houten tongewelven (schip), een houten netgewelf (hoogkoor) en stenen stergewelven (kooromgang). Bij de restauratie in 1912-'20 is de uit 1830 daterende gewelfbeschieting van het schip verdwenen achter een nieuwe houten bekleding met decoratieve beschildering en heeft het hoogkoor het huidige netgewelf gekregen. Verder zijn toen de zuilen in koor en schip voorzien van nieuwe kapitelen met bladornamenten. De twee westelijke zuilen in het schip en de corresponderende wandzuilen heeft men rond 1960 voorzien van 16de-eeuwse kapitelen afkomstig uit de Oude Kerk te Delft. De kooromgang bevat twee aan Dirk Crabeth toegeschreven gebrandschilderde ramen uit 1541 en 1547 (met portret keizer Karel V). Deze glazen zijn in 1914 gerestaureerd door J.
Schouten, die samen met H. Veldhuis ook drie nieuwe koorramen vervaardigde (1917-'18). Aan de zuidzijde van het schip is een raam gewijd aan de Haagse kerkhervormer Jan de Bakker (1930, M. Nauta).
Tot de kerkinventaris behoren een rijk gesneden preekstoel met overhuiving (1550), 34 midden-16de-eeuwse wandpanelen beschilderd met de wapens van de verzamelde ridders bij het in 1456 in Den Haag gehouden kapittel van het Gulden Vlies, en een magistraatsbank (1647; uitgebreid 1884). De kerk bevat een in barokstijl uitgevoerde orgel van de Zwitserse firma Metzler & Söhne (1971) en een klein Italiaans koororgel (circa 1709). Prominent in het koor staat het in marmer en hout uitgevoerde monument voor de bij de zeeslag bij Lowestoft gesneuvelde admiraal Jacob baron van Wassenaer Obdam († 1665). Bartholomeus Eggers en Cornelis Moninckx ontwierpen dit monument met een staand beeld van de overledene onder een overhuiving (1667, gerestaureerd 1985-'87). In marmer en terracotta uitgevoerd door Nicolaas Seuntjes is het barokke monument voor Philips van Hessen-Philipsthal († 1721), ontworpen door Daniël Marot in de vorm van een tombe met treurende staande figuur. Verder bevat de kerk enkele oude zerken, waaronder die in maniëristische vormen met reliëfbeeld van Gerard van Randenrode van der Aa (1600), en enkele epitafen, waaronder die voor Theodorus Graswinckel (1670, Rombout Verhulst).
De met stenen kruisgewelven gedekte midden-15de-eeuwse kapel van Assendelft sinds 1751 in gebruik als kerkenraadskamer bevat een graftombe met liggende beelden voor Gerrit van Assendelft († 1486) en zijn vrouw Beatrix van Dalem († 1492). Deze in vroege renaissance-vormen uitgevoerde tombe is mogelijk ontworpen door J(e)an Mone en waarschijnlijk opgericht kort na de brand van 1539. Verder staat hier een door Christian Müller gebouwd kabinetorgel (circa 1760). De kapel wordt geflankeerd door de kosterswoning (Rond de Grote Kerk 12; 1911) en de voorm. consistorieruimte (1912-'20, inwendig gewijzigd 1985-'87), nu vergaderruimte, foyer en theeschenkerij.
De opmerkelijke zeszijdige toren met drie geledingen verrees in 1420-'24. De oorspronkelijke bekroning werd vervangen na de blikseminslag van 1539. Een in 1861 aangebrachte gietijzeren spits heeft men in 1951-'56 verwijderd voor de huidige, deels opengewerkte, spits met uivormige bekroning naar plannen van H.H. van Zeggeren. De toren is na 1940 in etappes gerestaureerd, waarbij betonnen ringbalken zijn aangebracht en de midden-19de-eeuwse beklamping is vervangen door nieuw metselwerk. In de toren hangt een carillon met onder meer drie 16de-eeuwse klokken (Jasper en Jan Moer, Henrick van Trier) en vijftien door Melchior de Haze gegoten klokken (1686-'87). In 1956 is het carillon tot de huidige omvang van 51 klokken uitgebreid door de firma Eijsbouts. Het speelwerk is 17de-eeuws.