Monumenten in Nederland: Zuid-Holland

Ronald Stenvert, Chris Kolman, Saskia van Ginkel-Meester, Elisabeth Stades-Vischer, Sabine Broekhoven en Ronald Rommes (2004)

Gepubliceerd op 02-01-2020

20ste-eeuwse huizen in Rotterdam

betekenis & definitie

20ste-eeuwse huizenDe meest invloedrijke architect in Rotterdam rond de eeuwwisseling was J. Verheul, die in eerste instantie in neorenaissance-stijl bouwde, zoals het dubbele herenhuis Westplein 9-10 (1891-'92), gaandeweg rationalistische elementen verwerkte Jeruzalemstraat 3 (1900) - en uiteindelijk een aantal ingetogen jugendstil-huizen ontwierp.

Voor de directeur van het Coolsingelziekenhuis, F.H. Schreve, tekende hij het herenhuis Westersingel 109 (1905) met een gevel van witte verblendsteen.

Het voor koopman O. Schaedtler ontworpen herenhuis Parklaan 10 (1909) kreeg een vergelijkbare gevel met bricornasteentjes.

Ten slotte ontwierp hij voor houthandelaar A. van Stolk het huis Schiekade 73 (1906) in Nieuw Historiserende stijl met opvallende neo-empiredetails.Van de Rotterdamse herenhuizen met jugendstil-elementen is Schiekade 77 (1896), ontworpen door P.G. Buskens voor bouwondernemer C. Kurpershoek, een vroeg voorbeeld. Een jugendstilvariant met elementen van de Oostenrijkse ‘Sezessionstil’ is het in 1904-'06 gebouwde Wagnerhof (Vijverlaan 61-63 en 71 k1-k9), bestaande uit tien gepleisterde dubbele villa's met namen uit de opera's van Wagner, zoals ‘Tannhauser’ en ‘Lohengrin’, ‘Parsifal’ en ‘Siegfried’. J.F. van Teeffelen ontwierp dit complex voor de koek- en suikerwarenfabrikant J.E. Dulfer.

Tot de rijkst uitgevoerde Rotterdamse jugendstil-huizen behoren Schiedamsesingel 161-165 (1901, D.P. van Ameijden van Duijm) met hoefijzerbogen en floraletegeltableau's. Andere voorbeelden zijn Westersingel 91 (1900, B. Hooijkaas), Mathenesserlaan 167-175 (1901, J.G. Meyns), Hoflaan 111, Mathenesserlaan 297-299 en 394-396 (alle circa 1905), 's-Gravendijkwal 7 (1907) en Heemraadssingel 251-253 (circa 1908). Opvallend is het materiaalgebruik bij Heemraadssingel 269 (1900; gele steen), Parkstraat 4 (1903; lichtgele steen), Parkstraat 10 (1908; lichtrode steen) en Dordtsestraatweg 579 (1908; strekken met bricornasteen).

Voor muziekliefhebber J. Schreuder ontwierp J.P. Stok de opvallende natuurstenen villa Essenlaan 62-64 (1903) met erker en loggia in een op het werk van C.R. Mackintosh geïnspireerde stijl met rationalistische en jugendstil-details. Het werk van Jac. van Gils vertoont ook overwegend rationalistische elementen, zoals te zien is bij het herenhuis Heemraadssingel 261 (1910), voorzien van een hoektoren met tegelreliëfs. Andere voorbeelden van zijn werk zijn Heemraadssingel 249 (1910), Parklaan 18-20 (1912-'13) en met ‘Um 1800’-details de herenhuizen Parklaan 38 (1912) en 's-Gravendijkwal 60-66 (1914).

C. Bruynzeel ontwierp in diverse stijlvarianten, waaronder in neorenaissance-stijl het huis Voorschoterlaan 44 (circa 1905), in neoromaanse stijl het pand Voorschoterlaan 54 (circa 1905), in ‘Um 1800’-stijl de huizen Essenlaan 12-24 (circa 1910) en in de classicistische variant van de Nieuw Historiserende stijl het huis Slotlaan 31 (circa 1910). In die laatste stijl ontwierp Ed. Cuypers voor houthandelaar J.P. Helmer de forse villa Oud Walenburg (Walenburgerweg 31-33), die 1907 in de plaats kwam van een laat-16de-eeuws buitenhuis. Andere voorbeelden in Nieuw Historiserende stijl zijn de herenhuizen Heemraadssingel 221 (1910), 319 (circa 1910), 323 (1913) en 161-169 (1917; P.G.

Buskens). Opmerkelijk is ook het herenhuis Parklaan 14 (1909), ontworpen door A.W. Meyneken in rijke neo-Lodewijk XVI-stijl voor de Schiedamse brandersfamilie Cuijper.

Expressionistische woonhuisarchitectuur is in Rotterdam nagenoeg afwezig. De belangrijkste uitzondering vormt het werk van W. Kromhout, die voor A.J.M. Goudriaan de dubbele woonhuizen Essenlaan 36-38 (1921) en Essenlaan 9-11 (1929) ontwierp; de eerste met een expressionistisch geaccentueerde schoorsteen, de laatste met ‘melkmeid-vensters’. Voor C.K. Diepeveen ontwierp hij de riante villa 's-Gravenweg 305 (1931) in expressionistische landhuisstijl.

Een ontwerp in zakelijkexpressionistische stijl van D. Roosenburg met de voor zijn werk kenmerkende stalen ramen is de voor de jurist J.J. Krantz gebouwde villa Groene Wetering 31 (1928-'29).

In traditionalistische stijl ontworpen zijn de dubbele villa Groene Wetering 17-23 (1931, F.A. Eschauzier) en de voor bankier K.P. van der Mandele gebouwde, wit gesausde villa De Boogerd ('s-Gravenweg 69; 1929-'30, M.J. Granpré Molière). Voorbeelden van burgerwoningbouw in traditionalistische vormen zijn de door M.J. Granpré Molière, P. Verhagen en A.J.Th.

Kok in 1935 ontworpen woonhuizen Abraham Kuyperlaan 37-43 en Dr. De Visserstraat 19-53.

Rotterdam kent diverse belangrijke voorbeelden van het functionalisme. Het meest tot de verbeelding spreken de witte villa's van de directieleden van de Van Nellefabriek. Voor directeur C.H. van der Leeuw ontwierpen J.A. Brinkman en L.C. van der Vlugt de villa Kralingse Plaslaan 38 (1927-'28). Dit wit gepleisterde pand met platte daken kreeg een dakterras met gymnastiekruimte. Voor mede-directeur J.

Sonneveld ontwierpen ze de villa Jongkindstraat 12 (1929-'33) nu museumvilla van het N.A.I. met staalskelet en dakterras, alsmede de vergelijkbare villa's Museumpark 9 (1931-'34) voor H.J. Boevé en Plaszoom 1 (1932-'35) voor J.G. Vaes. Andere functionalistische voorbeelden zijn de dubbele villa Essenlaan 77-79 (1936, W. van Tijen), het voor C. Gestel gebouwde huis Bentincklaan 23 (1937-'39, J.H. van den Broek) en verder de villa Kraaijeveld Museumpark 11 (1938), die sinds 1993 dient als Chabot Museum.

Voor de snel groeiende Rotterdamse bevolking verrezen steeds grotere wooncomplexen of hele woonwijken, veelal met beneden- en bovenwoningen, etagewoningen of portiekwoningen. Representatieve voorbeelden van deze gebouwen zijn de met portieken uitgevoerde woonflat Westzeedijk (Westzeedijk 124-138; 1928-'29), naar ontwerp van F.L.J. Lourijsen en met beeldhouwwerk van J.C. Altorf, en de woningen Honingerdijk 27-51 (circa 1930) en Frans Bekkerstraat 79 (1932, J.H. van den Broek). Van den Broek ontwierp ook het complex Mathenesserplein 3-43 (1927-'29) met een achtlaags flat en tegenoverliggende convexe bouwblokken, alsmede de portiek-etagewoningen Mathenesserdijk 108 e.v. (1935). In het Centraal Plan, dat de Statenweg als belangrijkste as heeft, verrees in 1937-'38 naar plannen van W.Th.H. ten Bosch, A.P.B.

Otten en J.H. van den Broek een aantal gesloten woonblokken met portiek-etagewoningen in functionalistische stijl. Belangrijk was het al in 1931-'34 voor de woningvereniging ‘De Eendracht’ naar plannen van Van den Broek gebouwde woningbouwcomplex Statenweg 39-45. Dit U-vormige woonhof, met een opening aan de zijde van de Vroessenlaan, wordt internationaal gezien als een tussenfase in de overgang van het gesloten bouwblok naar de strokenbouw. Een vroeg voorbeeld van dat laatste is de door W.Th.H. ten Bosch ontworpen strokenbouw Jaffa (Hebronstraat e.o.; 1936), bestaande uit noord-zuid geörienteerde drielaagse woningstroken.

De tweede ontwikkeling die van het gesloten bouwblok wegvoerde, was die van de woonflat. Het belangrijkste voorbeeld hiervan is de in functionalistische stijl gebouwde Bergpolderflat (Dr. De Visserstraat 65-207; 1933-'34). In 1928 richtte A. Plate de ‘Maatschappij voor Volkswoningbouw’ op met als doel het woningbouwprobleem op te lossen door de modernisering van bouwmethoden. Naar ontwerp van directeur W. van Tijen verrees de negenlaags Bergpolderflat als de eerste vrijstaande galerijflat van Nederland, uitgevoerd in staalskeletbouw en voorzien van een lift en in oorsprong ook drie aangebouwde winkels.

Voor dezelfde maatschappij, maar bedoeld voor de middenklasse, verrees de Kralingse Plaslaanflat (Kralingse Plaslaan 120-200; 1937-'38, W. van Tijen en H.A. Maaskant) als een tienlaags galerijflat in beton-skeletbouw. Een bescheiden voorloper hiervan was de Parklaanflat (Parkstraat 2; 1931-'32), deels voor eigen rekening opgetrokken door Van Tijen met medewerking van J.H. van den Broek. Deze in staalskeletbouw uitgevoerde flat bevatte zes luxe-woonappartementen en een penthouse. Andere voorbeelden van flatgebouwen met luxe-appartementen zijn Nieuwe Binnenweg 149-151 (1930-'32; zeslaags) en Ungerplein 2 (1931-'35; dertienlaags, nu kantoor), beide ontworpen door J.H. van den Broek, alsmede de achtlaags woonflat Dennehove (Schiedamse Vest 2-52; 1939, J. Wils).

De wederopbouw na mei 1940 leidde tot een gedifferentieerd beeld. Er resteren nog steeds enkele kort na 1945 gebouwde stroken eenlaags noodwoningen aan de Eilertstraat e.o. Verder begonnen Van Tijen en Maaskant in 1941 in opdracht van de ‘Maatschappij voor Volkswoningbouw’ met het plan voor de Zuidpleinflat (Zuidplein), maar de bouw van deze vijftien bouwlagen hoge galerijflat in beton-skeletbouw (119 woningen) vond pas plaats in 1947-'49. Van de andere flatgebouwen dienen genoemd te worden de Vondelflat (Goudsesingel 270-282; 1953-'55, P. Mulder en W.B. Ouëndag), de Parkflat (Westzeedijk 176-270; 1955-'58, E.F.

Groosman), de Maastorenflat (Vasteland; 1956, H.D. Bakker) en de Kralingerhoutflat (L. de Colignylaan; 1957, H.D. Bakker). Enkele voorbeelden van naoorlogse woningbouwcomplexen met winkels op de begane grond zijn Beneden Oostzeedijk 97-115 (1947-'48, H.M.J.H. Kraaijvanger), Witte de Withstraat 1-21 (1949-'51, M. Lockhorst en A.

Overeijnder) en Schiedamse Vest 49-77 (1949-'51, J.P.L. Hendriks, W. van der Sluys en L.A. van den Bosch). Van de naoorlogse woningbouw is de wijk Pendrecht (Slinge e.o.) het beste voorbeeld van de wijkgedachte. Op basis van een stedenbouwkundig plan van L. Stam-Beese verrees in 1949-'53 een meer dan 6000 woningen omvattende strokenbouw opgedeeld in vier buurten, elk met een eigen buurtwinkelcentrum. Het centrale plein (Plein 1953) kreeg uiteindelijk een groter winkelcentrum.

Van de vele tot de verbeelding sprekende Rotterdamse voorbeelden van moderne woningbouw vermelden we de meest spraakmakende voorbeelden, te weten de Peperklip (Rosestraat 365 e.v.; 1979-'82, C.J.M. Weeber), met betonnen gevelelementen voorzien van gekleurde tegels, het woongebouw Kruisplein 151-153 (1981-'85, Mecanoo) en het complex Blaakse Bos (Overblaak 22-180; 1981-'83, P. Blom), bestaande uit een woontoren (‘het potlood’) en op een plateau over de weg gebouwde kubusvormige paalwoningen.