Monumenten in Nederland: Zeeland

R. Stenvert en C. Kolman (2003)

Gepubliceerd op 02-01-2020

De (Herv.) Grote of Maria Magdalenakerk in Goes

betekenis & definitie

De (Herv.) Grote of Maria Magdalenakerk (Singelstraat 6) is een imposante laat-gotische basilikale kruiskerk met vijfzijdig gesloten koor en zijkoren en een opengewerkte vieringtoren. Over de oorspronkelijke 13de-eeuwse kerk is zeer weinig bekend.

Het in 1415 ingewijde koor werd tussen 1455 en 1470 vervangen door een groot driebeukig koor. Mogelijk was eerst een hallenkoor bedoeld, maar bij de bouw ontstond een basilikale opbouw door binnen de buitenmuren zijkapellen te bouwen, overdekt met lagere kruisgewelven, die alternerend op dwarsmuren en uitzonderlijk slanke kolommen rusten.

De middenbeuk van het koor is voorzien van luchtbogen met hogels en pinakels. In 1506 voltooide men het transept, waarvan de noordgevel bijzonder rijk werd uitgevoerd.

Aan de zuidzijde verrees in 1525 een sacristie met verdieping.De toren werd in het tweede kwart van de 16de eeuw afgebroken; het schip ging bij een brand in 1618 verloren. Onder leiding van bouwmeester Marcus Anthoniusz (timmerman) en Jan de Molijn (steenhouwer) kwam in 1619-'21 het huidige vijfbeukige schip tot stand. Oorspronkelijk was mogelijk een zevenbeukige opzet gepland. Bij de westgevels van het transept zijn namelijk de aanzetten zichtbaar voor niet uitgevoerde zijbeuken. Op de kruising van schip en transept verrees de smalle vieringtoren. Daarin hangen carillon-klokken uit 1789, gegoten door Alexius Petit en verbeterd door Andreas van den Ghein.

Het middenschip, het hoge koor en de transeptgevels zijn alle met natuursteen bekleed. Bij de zijbeuken en de westgevel heeft men baksteen met natuurstenen speklagen toegepast.

Het aanvankelijk na de hervorming in 1578 tussen het koor en de rest van de kerk geplaatste houten schot werd na de brand van 1618 vervangen door een muur met maniëristische details en drie doorgangen. Tot 1898 diende het transept als passage tussen de Korte Kerkstraat en de Kreukelmarkt. Het schip was lange tijd in gebruik als pakhuis. De eerste restauratie vond plaats in 1898-1903 onder leiding van rijksbouwmeester A. Mulder. Bij de in 1922-'31 onder leiding van H. van der Kloot Meijburg uitgevoerde tweede restauratie kwam het huidige ingangsportaal in de westgevel tot stand, waarbij onderdelen van de scheidingsmuur tussen schip en koor zijn hergebruikt.

Tevens heeft men toen het interieur ontpleisterd. Tijdens de restauratiewerken in 1966 zijn onder meer de sacristie en de 19de-eeuwse aanbouw aan de noordzijde van het koor aangepast. Het schip dient tegenwoordig als expositieruimte, het koor als kerk en concertzaal.

Het interieur wordt gedekt door stergewelven in koor en kruising; de gewelven van transept en schip zijn niet voltooid. De sacristie heeft ook op de verdieping gewelven op driehoekige plattegrond. Het hoge koor heeft de uitstraling van de Brabantse gotiek met slanke zuilen voorzien van dubbel omkranste koolbladkapitelen. Tot de inventaris behoort een zwaar beschadigde gebeeldhouwde steen wellicht een retabel met een voorstelling van de Gregoriusmis (circa 1500). De deels vernieuwde preekstoel uit 1594 is voorzien van een in 1769 door Johannes Specht gegoten koperen lezenaar met het wapen van de familie Isebree. Een herenbank dateert uit 1654.

Opvallend is ook het expressionistische meubilair (avondsmaalstafel, doopvont en offerblok) gemaakt door J. Altorf en de glas-in-loodvensters van J.H. Schilling, alles uit 1928-'31.

Het imposante orgel met orgelgalerij werd in 1641-'43 gebouwd door Willem Diaken. De rijk gesneden orgelkast met de wapens van Goes en Borssele is van Aernout Rogaerdts. Bij de verplaatsing naar de koorsluiting heeft Jacob Cools het orgel in 1704-'11 inwendig gewijzigd. De deuren zijn toen beschilderd door Abraham Bisschop. Vervolgens werd het orgel in 1739 aangepast door Jacques François Moreau, waarbij de reeds in 1643 aanwezige hemel en kroon door Jan de Quant verder zijn verfraaid tot een ‘Turkse hoed’ met beeldsnijwerk in Lodewijk XIV-stijl. Na de gedeeltelijke vernieuwing van het binnenwerk door de firma Van den Bijlaardt (1909) volgden nog een uitbreiding door de firma Dekker (1930), een grootscheepse aanpassing (1969-'71) en enkele laatste uitbreidingen (1985).

In de kerk ligt een groot aantal grafzerken, waaronder twee met ridderfiguren voor Sweer van Heenvliet († 1486) en Jan van Oostende († 1516). Verder een in 1844 herstelde steen voor Jacob Valcke († 1603), pensionaris van Goes en medeoprichter van de Oost-Indische Compagnie, en een erezerk voor mensenredder Frans Naerebout († 1818).