Monumenten in Noord Holland

R. Stenvert en C. Kolman (2006)

Gepubliceerd op 02-01-2020

Nieuwe Kerk in Amsterdam

betekenis & definitie

De Nieuwe Kerk (NZ Voorburgwal 143), oorspronkelijk gewijd aan O.L.-Vrouwe en na 1452 aan St. Catharina, is een driebeukige basilicale kruiskerk, voorzien van een vijfzijdig gesloten koor met omgang en straalkapellen.

Aan de westzijde bevindt zich de aanzet van een toren. De bouw begon vermoedelijk kort na 1380 op een terrein van Willem Eggert, thesaurier van graaf Willem VI.

Het koor met omgang en het transept waren voltooid bij de inwijding in 1408. Een eerste uitbreiding vond in 1414-'18 plaats aan de zuidzijde van de kooromgang met een grafkapel voor Eggert en een sacristie (nu Sillskapel).

Na het herstel van de schade van de stadsbrand van 1421 verrezen rond 1435 het schip en de zijbeuken. De kerk bleef nagenoeg onbeschadigd bij de stadsbrand van 1452.Een tweede grote bouwcampagne volgde in de tweede helft van de 15de eeuw met de verhoging van de middenbeuken en de verlenging van het zuidtransept. Rond 1500 werden de straalkapellen en de zijkapellen bij het koor toegevoegd, evenals de kapellen bij de twee traveeën ten westen van het transept. Ten slotte volgde in 1538-'44 de uitbouw en verhoging van het noordtransept. Daar paste men vroeg-renaissancistische details toe, zoals gecanneleerde pilasters, schelpmotieven en driehoekige frontons. Het koor en het zuidtransept zijn bekleed met Gobertangesteen. De overige gevels zijn uitgevoerd in baksteen met natuurstenen speklagen.

De kerk werd in laat-gotische vormen hersteld na een brand in 1645. Vanaf 1647 verrees in zandsteen de aanzet voor een westtoren in classicistische stijl met gotische elementen, mogelijk naar plannen van Jacob van Campen. Toen de onderbouw met zware overhoekse pijlers en een spitsboogdoorgang gereed was, staakte men de bouw in 1652 (westzijde gesloopt 1783).

In 1814 kreeg de Nieuwe Kerk de bestemming van nationale kerk, toen met de nieuwe grondwet de monarchie werd ingesteld. Sindsdien zijn hier de vorsten van het huis van Oranje ingehuldigd. De eerste restauraties vonden plaats in 1892 (noordgevel) en in 1907-'12 door C.B. Posthumus Meyjes. Bij een algehele restauratie in 1959-'80, onder leiding van C. Wegener Sleeswijk en bijgestaan door D.

Verheus, is onder meer de lichtinval verbeterd door sloop of verlaging van de omliggende bebouwing. Verder is toen de noordoostelijke driezijdige kapel bij de H. Kruiskapel historiserend gereconstrueerd en is tegen de zuidelijke koorkapellen een nieuw pand opgetrokken (Ministeriegebouw, nu café). Sinds 1980 heeft de kerk een culturele functie ten behoeve van tentoonstellingen en andere evenementen.

Het interieur wordt gedekt door houten tongewelven (na 1645) met trekbalken op korbeelstellen; deze rusten op gebeeldhouwde consoles en hebben vergulde, gesneden sleutelstukken. In de viering rusten de trekbalken op houten cherubijnen. De zijbeuken en de kapellen hebben stenen kruisribgewelven (na 1645). In de lichtbeuk lopen de vensters door tot vlak boven het triforium. De toepassing van bundelpijlers met koolbladkapitelen een enkele bladkrans in het koor, een dubbele in het schip toont de invloed van de Brabantse gotiek. Op twee koorzuilen, ter plaatse van het vroegere sacramentshuis, zijn schilderingen met engelen zichtbaar.

Van vóór de brand van 1645 dateren de vroeg-renaissancistische afsluiting van de H. Kruiskapel (1551, 1558) en de hekken van de Boelenskapel en de Drapenierskapel (circa 1550). Verder de hekken uit circa 1620 van de Meeus- en Metselaarskapel (koor zuidoostzijde) en de Eggert- en Schutterskapel (koor zuidzijde). Het in geel koper en wit en zwart marmer uitgevoerde koorhek werd in 1647-'50 vervaardigd door Johannes en Jacobus Lutma. Uit de tweede helft van de 17de eeuw is het portaal van de middelste koorkapel (Metselaarskapel). De rijke preekstoel, voorzien van een klankbord met torenachtige opbouw, werd in 1649-'64 gesneden door Albert Jansz Vinckenbrinck.

Enkele herenbanken rond de kolommen dateren ook uit die periode. Johann Wolfgang Schonat begon in 1652 met de bouw van het orgel, dat in 1655 werd voltooid door Roelof Barentsz Duyschot en zijn zoon Johannes (gerestaureerd 1975-'81). De orgelkast, ontworpen door Jacob van Campen in samenwerking met schilder Jan Gerritsz van Bronckhorst en beeldhouwer Artus Quellinus, is versierd met voorstellingen van muziek en dans en de geschiedenis van koning David. In 1668 heeft Jacobus Galtusz van Hagerbeer het orgel uitgebreid met een bovenwerk. Het instrument is in 1975-'81 gerestaureerd. Het 16de-eeuwse koororgel bleef bij de brand in 1645 gespaard omdat het in revisie was bij Van Hagerbeer (1645-'48).

Na de Alteratie (1578) bleef het koor tot 1865 de meest gewilde plaats voor begravingen. Hier bevinden zich onder meer de graven van de dichters Joost van den Vondel en P.C. Hooft, de burgemeesters C.P. Hooft en Jan Six en medicus Nicolaes Tulp. In de koorapsis staat het in wit, zwart en rood marmer uitgevoerde praalgraf van admiraal Michiel Adriaensz de Ruyter († 1676), vervaardigd in 1681 door Rombout Verhulst. Het praalgraf van zeeheld Jan van Galen († 1653) werd ontworpen door Artus Quellinus en uitgevoerd door Verhulst in samenwerking met Willem de Keyser.

Andere grafmonumenten voor zeehelden zijn die voor J.H. van Kinsbergen († 1819; uitgevoerd 1821, P.J. Gabriël) en J.C.J. van Speyk († 1831; uitgevoerd C. en J.F. Sigault naar ontwerp van J. de Greef). Verder zijn er verschillende epitafen, zoals die voor Willem Eggert († 1417), Joost van den Vondel († 1679; geplaatst 1772), schout-bij-nacht W.I.B. Bentinck († 1781; ontwerp Anthonie Ziesenis) en Isaäk da Costa († 1860; gemaakt 1906). Van het grote venster in het noordtransept is het onderste deel een in 1645-'50 door Jan Gerritsz van Bronckhorst gebrandschilderde voorstelling van Willem IV van Henegouwen, die in 1342 de stad haar wapen verleende.

Het bovengedeelte is in 1959-'80 aangebracht naar ontwerp van H. op de Laak. Ook de kapellen aan de zuidzijde van het koor bevatten fragmenten van door Bronckhorst vervaardigde glazen (1646 en 1649). Het zuidtransept heeft een door O. Mengelberg ontworpen en door J.L. Schouten uitgevoerd raam ter ere van de inhuldiging van koningin Wilhelmina in 1898. Ontworpen door W. van Konijnenburg en vervaardigd door J. Nicolas zijn de twee in 1938 in de noordbeuk van het schip aangebrachte ramen die het veertigjarig regeringsjubileum van koningin Wilhelmina memoreren.

De oudste van de tegen de kerk aangebouwde panden is de voorm. diaconie (Gravenstraat 17) uit 1642 met een ionische pilastergevel in classicistische stijl. De verdieping uit 1723 heeft men gesloopt bij de restauratie in 1959-'80. Uit het derde kwart van de 17de eeuw dateren Nieuwezijds Voorburgwal 129-133 en uit de 18de eeuw de pandjes tegen het noordtransept. Het met plat dak uitgevoerde 19de-eeuwse brede pand Nieuwezijds Voorburgwal 127 heeft een houten pui met erkervormige uitstalkasten. Tussen twee straalkapellen is in 1980 het winkeltje Gravenstraat 15 opgetrokken in 18de-eeuwse trant.