Gepubliceerd op 02-01-2020

Venlo

betekenis & definitie

Stad, ontstaan op een zandopduiking aan de toen moerassige oostelijke Maasoever. Romeinen stichtten hier tussen circa 10 en 70 na Christus een eerste nederzetting in het gebied tussen de huidige Nieuwstraat en Jodenstraat.

Deze militair versterkte Maasovergang werd in het laatste kwart van de derde eeuw verlaten. De middeleeuwse nederzetting Venlo (voor het eerst vermeld rond 1000) kende twee kernen.

Eén kern lag rond de St.-Martinuskerk. Zuidoostelijk hiervan ter plaatse van de Lohofstraat verrees een versterkt Hof van de graaf van Gelre.

De tweede kern lag aan de Maaskade en de Oude Markt. Het natuurlijke Maaseiland De Weerd maakte de aanleg van een Maashaven mogelijk.

Vanaf de 14de eeuw groeiden beide kernen aaneen. Reinoud II van Gelre verleende Venlo in 1343 stadsrechten.

Beide bewoningskernen werden toen samengebracht binnen een iets wijkende rechthoekige ommuring. In 1387 is er sprake van een ommuring met rondelen en vier stadspoorten.

Het stadsbestuur kocht in 1374 een vrij centraal gelegen stenen huis dat als stadhuis ging dienen.

Vóór dit gebouw kwam de Grote Markt tot stand op het kruispunt van vier belangrijke straten (Lomstraat, Steenstraat, Vleesstraat en Gasthuisstraat).

In het dun bebouwde zuidoostelijke deel van de stad legde men de Nieuwstraat aan, met in de nabijheid het kruisherenklooster (1399, gesloopt 1852), het augustinessenklooster ‘Mariaweide’ (1416) en het cellebroederklooster ‘Trans Cedron’ (1486, verwoest 1944). Venlo groeide uit tot een bloeiende handelsstad, die in 1481 tot het Hanzeverbond toetrad.Als ‘sleutel tot het Overkwartier’ werd Venlo regelmatig belegerd en ingenomen.

Verbetering van de verdedigingswerken in 1500-'08 belette een inname in 1511, maar met de verovering door Karel V in 1543 ging Venlo tot het Bourgondische rijk behoren. Voor de Maaspoort bouwde men in 1552 een stenen bolwerk en er kwam een dubbele omgrachting tot stand. In 1586 werd Venlo door Parma veroverd. Tijdens een kortstondige nieuwe bloei in het begin van de 17de eeuw werd een minderbroederklooster (1614) gebouwd op het terrein van het oude Hof. Tevens werd de wal tussen beide omgrachtingen uitgebouwd tot een zelfstandige verdedigingsgordel met vijf bastions. Na de inname van Venlo in 1632 door Frederik Hendrik volgden versterkingen met ravelijnen en hoornwerken.

Veel mocht dit niet baten, want in 1637 werd Venlo opnieuw Spaans, waarna in 1641-'43 aan de westzijde van de Maas het vijfhoekige fort St. Michiel ontstond.

Vanaf 1716 vormde Venlo een geïsoleerde Staatse enclave in het Pruisische Overkwartier. In 1725-'33 voerde men verbeteringen aan de vesting door. Drie forten werden aangelegd, waaronder Fort Ginkel ter plaatse van het huidige Wilhelminapark. Binnen de wallen stagneerde de bloei en kwamen enkel militaire gebouwen als kazernes (1732) en een arsenaal (1750-'53) tot stand. In 1794 werd Venlo door de Fransen ingenomen. Noch de Nederlandse periode (1814-1830), noch het Belgisch beheer (1830-1839) kon echter veel doen om de algehele economische malaise te verlichten. Pas de komst van de spoorlijn Breda-Maastricht (1865-'66), gevolgd door de opheffing van de vestingstatus (1867) gaf enige economische verlichting aan een inmiddels ook ruimtelijk bekneld geraakte stad.

Venlo ontwikkelde zich tot een spoorwegknooppunt met lijnen naar Viersen (1866), Wesel (1875) en Nijmegen (1883). In het ontmantelingsplan van F.W. van Gendt uit 1872 werd ruimte gereserveerd voor twee spoorwegemplacementen (zuid en oost), militaire terreinen (infanteriekazerne) en voor woningbouwblokken. Nieuwe nijverheid kwam er in de vorm van de chemische fabriek Van der Grinten (1874) en de gloeilampenfabriek Pope (1889). Vanaf 1880 begon de eerste bebouwing van de geplande blokken en na 1892 ontstonden er villa's in het Wilhelminapark. In 1911 werd een nieuw uitbreidingsplan van kracht naar ontwerp van stadsarchitect A.M. Schoenmakers.

De spoorwegemplacementen en de infanteriekazerne vormden ruimtelijke barrières voor verdere ontwikkeling. Ter plaatse van de infanteriekazerne kwam in 1916 de ‘Rozariumwijk’ tot stand naar een stedenbouwkundig plan van W.F.C. Schaap. In 1930 werd de vergrote haven geopend. Voor de aanpalende binnenstad bestonden plannen tot sanering. J.H.J.

Kayser maakte in 1942 een saneringsplan waarbij hij onder meer voorstelde om tussen Parade en Peperstraat de St.-Jorisstraat aan te leggen (gerealiseerd rond 1950). Om de ruimtenood op te kunnen lossen volgde in 1940 een gemeentegrenscorrectie, waardoor Blerick bij Venlo kwam.

Venlo liep in 1944-'45 zware oorlogsschade op, waarbij onder meer de Klaaskerk (1399) en het arsenaal (1750) geheel verloren gingen. Kayser kreeg in 1945 opdracht tot herbouw van de binnenstad, maar na onenigheid werd M.P.J.H. Klijnen aangetrokken om een afzonderlijk plan te ontwikkelen voor de verkeersafhandeling rond de Roermondse Poort en het Koninginneplein (1951). Het oostelijke spoorwegemplacement werd tot Julianapark omgevormd; de zuidelijke sporen kwamen geheel verhoogd te liggen. Na de wederopbouwperiode ontstonden industrieterreinen in het noorden, aan weerszijden van de Maas. Aan de zuid- en oostkant, maar vooral in Blerick, kwam vervolgens een ruime schil met woonhuizen tot stand. Recent wordt ook het gebied tussen Venlo en Tegelen ontwikkeld.