Gepubliceerd op 02-01-2020

Heerlen

betekenis & definitie

Stad, ontstaan in de 1ste eeuw na Chr. als Romeinse nederzetting (Coriovallum) in het bekken van Heerlen tussen de Geleenbeek en de Caumerbeek, bij de kruising van de belangrijke heerbanen Tongeren-Keulen en Xanten-Aken. Van de Romeinse nederzetting resteert een badhuis uit de 2de eeuw.

Ook na de Romeinse tijd bleef de nederzetting bewoond. Ten noordwesten van de oude nederzetting verrezen in de 12de eeuw de St.-Pancratiuskerk en een verdedigbare toren, de Schelmentoren.

Na een verovering in 1239 kreeg de graaf van Are in 1244 toestemming om de bestaande versterking om te bouwen tot een ovale verdedigbare plaats (het ‘landsfort’).De structuur van de bij een verbetering in de 14de eeuw aangelegde omgrachting is nog herkenbaar in het beloop van het Pancratiusplein, Pancratiusstraat en Emmaplein. In de 14de eeuw werd Heerlen een heerlijkheid binnen het Land van Valkenburg. In 1661 werd het Staats gebied. In de 17de eeuw heeft men delen van de gracht gedempt. In de 18de eeuw volgde de sloop van gedeelten van de stadsmuur. Tot ver in de 19de eeuw bleef Heerlen een bescheiden kern.

Dit veranderde door de opkomst van de mijnbouw. In 1896 werd aan de noordkant van het centrum de spoorlijn Sittard-Heerlen-Herzogenrath aangelegd, waarmee de Limburgse mijnvelden werden ontsloten. Dit geschiedde op initiatief van H. Sarolea, die in 1893 de mijnconcessie Oranje-Nassau had verkregen. In 1896-'98 werd de schacht Oranje-Nassau I aangelegd (eerste productie 1899), gevolgd door de mijnzetels O.N. II (1904), O.N.

III (1914) en O.N. IV (1927). Heerlen ontwikkelde zich tot het centrum van de Mijnstreek.

Na 1900 breidde de stad zich uit langs de vier belangrijkste hoofdstraten: Akerstraat, Willemstraat, Geleenstraat en Geerstraat. Het ten noorden van de spoorlijn gelegen dorp Schandelen werd geïncorporeerd. Tussen 1905 en 1933 kwamen rond de oude stadskern in hoog tempo ruim twintig mijnwerkerskolonies tot stand. De explosieve groei in de woningbouw leidde tot een forse toename van het aantal scholen en kerken. Verder werden de nodige mijninstallaties, koeltorens en kantoren gebouwd. Deze bouwactiviteiten stonden onder toezicht van J.

Seelen, de eerste gemeente-architect van Heerlen (1900-'13). Voor een belangrijke uitbreiding in directe aansluiting op het oude centrum ontwierp J. Stuyt rond 1913 een stedenbouwkundig plan met het Burg. De Hesselleplein en het Tempsplein als kernen. De invulling van het plan geschiedde in de daarop volgende jaren naar ontwerpen van verschillende architecten, waaronder Stuyt zelf en F.P.J. Peutz.

Na de Tweede Wereldoorlog streefde men er naar de verspreide woonkernen bij de verschillende mijnzetels tot één geheel te verbinden door middel van een open bebouwing met veel groen en een winkelcentrum in het hart van de stad. Het sluiten van de mijnen (1969-'74) leidde tot een grootschalige reconstructie, waarbij oude stadsdelen werden gesloopt en de vrijgekomen mijnterreinen opnieuw werden ingevuld. Als vervangende werkgelegenheid werd op het terrein van de mijn Oranje-Nassau I een vestiging van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) gerealiseerd en kwamen aan de zuidrand van de stadskern de kantoren van het Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds (ABP) tot stand.