Monumenten in Nederland: Gelderland

Sabine Broekhoven, Chris Kolman, Ben Olde Meierink, Ronald Stenvert en Marc Tenten (2000)

Gepubliceerd op 02-01-2020

Landbouwuniversiteit in Wageningen

betekenis & definitie

In 1869 werd het Dijkstoelhuis aan de Hoogstraat (verwoest in 1940) verbouwd tot een gemeentelijke Hogere Burger School waaraan een landbouwcursus was verbonden. Dit leidde in 1873 tot de stichting van een landbouwschool, die in 1876 werd omgevormd tot Rijkslandbouwschool.

Ze werd gevestigd in het Bassecour aan de Herenstraat, een blok woningen uit 1739-'40, gebouwd in opdracht van Lubbert Adolf baron van Torck. Naar plannen van J.F. Metzelaar werden in 1877 twee vleugels toegevoegd, waardoor een U-vormig gebouw ontstond. In 1990 werd dit hoofdgebouw ingrijpend gewijzigd en verrees nieuwbouw ongeveer ter plaatse van de vleugels (Bassecour 1-86; Ch. van de Hove). De eerste onderwijs- en laboratoriumgebouwen aan het Duivendaal kwamen in 1880-'82 tot stand (Duivendaal 2-8). Aan de stadszijde bouwde men in 1881-'82 een fors internaatsgebouw (Duivendaal 1), waarvan de ingangspartij wordt bekroond door een torentje met wijzerplaten.

J. van Lokhorst maakte het ontwerp in de voor hem kenmerkende combinatie van neogotische en neorenaissance-details. Het internaat werd opgeheven bij de reorganisatie van de Rijkslandbouwschool in 1896. Dat jaar kreeg de Rijks Hogere Burger School een eigen gebouw. Ook voor de toen afgesplitste Rijkstuinbouwschool (Gen. Foulkesweg 37) ontwierp Lokhorst een eigen gebouw. Na de opheffing van de Rijkstuinbouwschool in 1906 werd hier in 1927 na een ingrijpende verbouwing de vakgroep Plantentaxonomie gevestigd. Naar ontwerp van L.A.

Springer legde men in 1896 ten oosten van het gebouw het arboretum De Dreijen aan. Deze tuin met ‘boshoek’ was opgezet als proeftuin, maar werd in 1927 een systeemtuin (met planten gerangschikt volgens het stelsel van Linnaeus). Iets oostelijker kwam in 1953 nog het arboretum Belmonte (Gen. Foulkesweg ong.) tot stand naar plannen van J.T.P. Bijhouwer. Het werd aangelegd op het voor J.T. baron de Constant de Rebecque in 1843 aangelegde landgoed Belmonte, waarvan het landhuis in 1944 was verwoest. Als één van de eerste aan de Rijkstuinbouwschool verbonden instituten ontwierp Van Lokhorst in 1900 het Rijksproefstation voor Zaadcontrole (Binnenhaven 1), een fors gebouw met sobere neogotische details, dat in 1951 in dezelfde trant werd uitgebreid.

Een nieuwe reorganisatie in 1904 leidde uiteindelijk tot twee zelfstandige scholen: de Rijkslandbouwschool en de ‘Rijks Hoogere Land-, Tuin- en Boschbouwschool’. De eerste werd al in 1912 opgeheven, terwijl de tweede in 1918 werd verheven tot Landbouwhogeschool. Dit had een nieuwe bouwgolf tot gevolg. Op het terrein van het in 1916 verworven landgoed Hinkeloord verrezen in 1920-'22 twee nieuwe, langgerekte laboratoriumgebouwen in een uitbundige expressionistische stijl, naar ontwerpen van C.J. Blaauw. Het Laboratorium voor Microbiologie (Hesselink van Suchtelenweg 4) heeft een met hout beklede bovenzijde, grote dakvlakken en een uitgebouwde ingangspartij.

Het Laboratorium voor Plantenfysiologie (Gen. Foulkesweg 70-72) in Wageningen, ook wel ‘het schip van Blaauw’ genoemd, heeft hoog opgaande dakvlakken en rijke expressionistische details, waaronder de op een scheepsboeg gelijkende uitbouw aan de westelijke kopgevel. Het gebouw bestond oorspronkelijk uit drie delen: een collegezaal, een onderzoeksgedeelte en een hoogleraarswoning. Het beeldhouwwerk aan beide gebouwen is van J. Polet. In soberder vormen ontwierp Blaauw verder het Laboratorium voor Tuinbouwplantenteelt (Haagsteeg 4; 1921) en het Instituut voor Plantenveredeling (Lawickse Allee 166; 1923-'34). Expressionistische details heeft ook het Gebouw voor Landbouwscheikunde (Diedenweg 18).

Het jubileumjaar 1926 leidde in 1928 tot een prijsvraag voor een Aula (Gen. Foulkesweg 1a). Het winnende ontwerp van H.T. Zwiers kon pas in 1933-'35 in gewijzigde vorm worden gerealiseerd. Dit gebouw in zakelijk-traditionalistische vorm lijkt sterk op een zaalkerk met terzijde staande toren zonder spits. Na de Tweede Wereldoorlog maakte de Landbouwhogeschool een sterke groei door.

Eén van de eerste nieuwe gebouwen was het fraai gelegen Laboratorium voor Landmeetkunde (Hesselink van Suchtelenweg 6; 1952-'53), naar plannen van F.E. Röntgen. Dit gepleisterde functionalistische gebouw heeft een uitkijktoren en een trillingsvrije practicumzaal. Het door W. van Tijen ontworpen Gebouw voor Landbouwhuishoudkunde (Ritzema Bosweg 32; 1956-'61) is een goed voorbeeld van zijn meer tradionalistische ‘shakehands’-architectuur. Een goed voorbeeld van het structuralisme is het Jan Kopshuis (Gen. Foulkesweg 19), met daarin de centrale bibliotheek.

Het is in 1982 gebouwd naar plannen van J. Schrieke op de plaats van de oude Alg. begraafplaats. Met de verheffing tot Landbouwuniversiteit (1986) kwamen nieuwe gebouwen tot stand met een frisse en gedurfde architectuur, zoals het door Baneke & Van der Hoeven ontworpen Laboratorium voor Erfelijkheidsleer (Dreijenlaan 1; 1986 en 1992) en de door bureau Mecanoo ontworpen Bibliotheek (Arboretumlaan; 1986 en 1990). Tenslotte werd in 1990 het nieuwe Bestuurscentrum (Costerweg 50) geopend, gebouwd naar ontwerp van L.J. Heijdenrijk. Op het voorplein staat het beeld van ‘De Zaaier’ (circa 1920), van A. Falise.