Gepubliceerd op 02-01-2020

Kollum (gemeente Kollumerland en Nieuw Kruisland)

betekenis & definitie

Dorp met een stedelijk karakter (vlekke), ontstaan in de vroege middeleeuwen op de noordelijke rand van de pleistocene zandgronden. Tijdens de ontginning van de omliggende venen in de 11de-13de eeuw vormde zich een nederzetting aan de in zee uitkomende Dwarsried, de bochtige voorloper van de in de 16de eeuw gegraven Zijlsterried.

Dit geschiedde op de plaats waar de hessenweg van Dokkum naar Groningen (Voorstraat) de Dwarsried kruiste. In de 15de eeuw was de bebouwing verdeeld over twee buurten of kluften: de Torpmacluft en de Kerkburencluft.

Vanaf het laatste kwart van de 16de eeuw kende het dorp ‘stedelijke’ instellingen als een Latijnse School en een gasthuis (1695-1960). In de directe omgeving bevonden zich diverse states.

Vooral in de 17de en 18de eeuw kwam Kollum door handel en scheepvaart tot bloei. Ten zuiden van het dorp werd in 1651-'54 de Stroobosser Trekvaart gegraven.

In de 19de eeuw werden langs de Diepswal enkele bedrijven gevestigd, waaronder Tijmstra's oliefabriek (gesloopt in 1938). Na 1850 bouwde men aan de westzijde enkele villa's en na 1900 kwam ten zuiden hiervan enige volkswoningbouw tot stand.

Na de Tweede Wereldoorlog is Kollum vooral aan de noord- en de zuidzijde sterk gegroeid. Kollum is een beschermd dorpsgezicht.