Sommige dingen kun je kinderen niet afleren. Een kind zet zijn fiets niet in de schuur en dat is al honderd keer gezegd. Je kunt steeds boos worden en er ruzie over maken, maar er bestaat gelukkig ook nog een andere manier: je kunt gebruikmaken van een beloningsprogramma.
Je let niet meer op wat niet goed gaat, maar je gaat juist letten op wat wél lukt. Zo'n programma werkt als volgt. Je maakt een kalender of laatje kind zelf een soort kalender tekenen en je spreekt bijvoorbeeld het volgende met hem af: voor elke keer dat hij zijn fiets in de schuur zet, mag hij een kruisje op de kalender zetten en krijgt hij een knikker of een sticker of een of twee. Lego-steentjes uit een bepaald doosje. Als een kind na een week een bepaalde aantal keren zijn fiets in de schuur heeft gezet, volgt er nog een beloning, bijvoorbeeld een uur later naar bed of een leuk uitstapje of een cadeau. De eerste week moet de extra beloning gemakkelijk te halen zijn. De tweede week moet hij steeds vaker de fiets in de schuur zetten om zijn extra beloning te verdienen. Een beloningsprogramma is voor verschillende dingen te gebruiken: bij bedplassen of natte broeken overdag of om je jas te leren ophangen. Het is een speelse manier om een kind iets te leren.
Een kind moet minstens een jaar of vier, vijf zijn om ermee te kunnen beginnen. Hij moet zelf al een beetje kunnen tellen en begrijpen wat er precies van hem verlangd wordt. Een beloningsprogramma mag niet afgewisseld worden met straf geven of mopperen. Dan werkt het niet meer, want daarmee wordt het belonen weer ongedaan gemaakt.
