Mokums woordenboek

Ditte Simons en Hans Heestermans (2014)

Gepubliceerd op 08-10-2020

pothuis

betekenis & definitie

klein bouwwerkje met afhellend dakje dat op de stoep tegen het huis aan is gebouwd, veelal in verbinding met de kelder, bestemd voor opslag van potten en pannen, soms ook voor een bedrijfje of nering: Het pothuis van Piet, den schoenlapper, V. MAURIK11 38; blijf in je pothuis, aansporing tot kalmte: Bedaar Arie! blijf in je pothuis — je bent niet frisch, V.

MAURIK10 44; twee schoenmakers in één pothuis, twee handen op één buik, DAAN 41.

< >