1. hard werken (vgl. buffelen): Ze hebben geen medelijden met twee kleine jongens die in de regen bafianen, SMIS2 134;
2. eten (vgl. buffelen);
3. (voortdurend heen en weer) lopen (vgl. ijsberen): Ik heb de heren advocaten hier wel eens als een kut zo dronken over het Leidseplein zien bavianen, P. Paul 56.