Mokums woordenboek

Ditte Simons en Hans Heestermans (2014)

Gepubliceerd op 06-03-2017

afknapper

betekenis & definitie

1. datgene waarop men afknapt, waarin men teleurgesteld is;

2. degene op wie men afknapt, in wie men teleurgesteld is: Niemand (durft) wat over (het afsluiten van geldbussen) te zeggen ... Dan zouden ze zich in hun kaart laten kijken en een moordafknapper krijgen, SMIS2 174; 2. (in de taal van de prostituees) tegenvallende klant: Als je de gehele dag van die afknappers over je heen hebt gehad, wil je ’s avonds wel eens iets anders hebben om mee te praten, GROOTHUYSE 59;
3. schrobbering: De agent ... gaf den Blikken (die zich overal mee bemoeit) fijn een afknapper. ‘Is je moeder niet bijdehand genoeg?’ SMIS1 30.