In de lente van 1827 begon hij voor het eerst met het verzamelen en identificeren van planten.
Van 1838 tot 1842 was hij hoogleraar in de botanie aan de Universiteit van Michigan.
Het grootste gedeelte van zijn strikt wetenschappelijke werk was gericht op de flora van Noord-Amerika, waarvoor het idee ontstond in samenwerking met zijn vroegere leermeester en collega John Torrey.
Zijn religieuze opvattingen kwamen overeen met die van de evangelische stroming in het protestantisme, zodat wanneer het Darwinisme werd neergezet als een equivalent van het atheïsme hij in staat was om effectief te reageren op de ongefundeerde beschuldiging dat het fataal was voor het intelligent design.
Er is niets verloren gegaan van wat hij voor de botanische afdeling van de universiteit heeft opgebouwd en het meeste van wat hij begonnen is, is zelfs verbeterd en uitgebreid.
Zelf deed hij grote bijdragen in de vorm van het onderbrengen van al zijn specimens, vele boeken, geld en liet na zijn dood de royalty's van zijn boeken na aan de universiteit.
