Vanaf 1 januari 2007 zijn er 23 officiële talen in de Europese Unie: Bulgaars, Deens, Duits, Engels, Ests, Fins, Frans, Grieks, Hongaars, Iers, Italiaans, Lets, Litouws, Maltees, Nederlands, Pools, Portugees, Roemeens, Sloveens, Slowaaks, Spaans, Tsjechisch, en Zweeds. De wetgeving van de EU wordt in alle officiële talen gepubliceerd en de instellingen van de EU kunnen in elk van deze talen worden benaderd.
Het taalbeleid van de Unie wordt geregeld in verordening 1 uit 1958. Deze verordening is recentelijk gewijzigd door verordening 920/2005, die de Ierse taal aan het lijstje van officiële talen toevoegde.
Bij uitbreiding van de Unie wordt verordening 1 uit 1958 aangepast. Voor de laatste toetredingsronde blijkt deze aanpassing uit de Toetredingsakte (en bijlage bij de Toetredingsakte) en uit verordening 1791/2006 (Pb. 2006, L263/1), punt 15 van de bijlage).