Gepubliceerd op 01-12-2020

vaccin

betekenis & definitie

preparaat dat bestaat uit een oplossing van dode of verzwakte micro-organismen, of uit een oplossing van onschadelijk gemaakt bacteriegif. Na inenting veroorzaakt een vaccin geen of weinig ziekteverschijnselen, maar leidt het wel tot de vorming van antistoffen.

De patiënt is dan bepaalde tijd onvatbaar voor de desbetreffende ziekte.Er zijn vaccins tegen o.a. pokken, tuberculose, difterie, tetanus, kinkhoest, poliomyelitis, griep, mazelen en hondsdolheid. De moderne genetische manipulatiemethoden en recombinant-DNA-technieken zijn voor de ontwikkeling van veilige vaccins van onschatbare betekenis. Het is daarmee mogelijk geworden om ook tegen ziektekiemen die in het laboratorium nauwelijks hanteerbaar waren (o.a. vanwege het grote risico dat de onderzoekers zelf liepen), vaccins te maken. Met recombinant-DNAtechnieken kunnen celfragmenten worden geproduceerd die wel de vorming van anti-stoffen teweegbrengen, maar zich niet meer kunnen voortplanten.

Illustratief voor het belang van veilige vaccins is het feit dat het merendeel van de mond- en klauwzeerepidemieën in de wereld tegenwoordig veroorzaakt wordt door ontsnapping van dit virus uit de produktielaboratoria voor het vaccin tegen deze ziekte. Als bij de produktie hiervan geen virus meer te pas zou komen dat zich kan vermenigvuldigen, dan zou deze bron van epidemieën verdwijnen.