afzetting van door water, ijs of wind meegevoerd materiaal, zoals slib, zand en stof (bij de waterzuivering: het opzettelijk doen → bezinken van verontreinigingen in bezinkingstanks). Sedimentatie uit water en wind vindt meestal plaats als de deeltjes door de afnemende wind- of watersnelheid te zwaar worden om meegenomen te worden.
Sedimentatie uit ijs wordt meestal veroorzaakt door het smelten van het ijs.De hoeveelheid water die jaarlijks via de waterlopen Nederland binnenkomt, is ongeveer even groot als de hoeveelheid die naar zee wordt afgevoerd. Maar verreweg het grootste deel van het bij de landsgrenzen door de rivieren aangevoerde zwevende stof wordt binnen Nederland afgezet. Slechts ca. 8 % van het meegevoerde materiaal wordt afgevoerd naar zee. Het zwevende stof wordt vlak boven de rivierbodem meegenomen in een troebele stroom. Juist in deze zwevende stof zit veel verontreiniging, o.a. olieresten en zware metalen. De afzetting vindt, behalve in het zomerbed en periodiek in de uiterwaarden, m.n. plaats in diepere gedeelten van de rivier, zoals in het havengebied van de Rijnmond en in ‘gaten’ van ontgrondingen.
Op de plaats van deze ‘zinkputten’ treedt nl. een sterke afname van de stroomsnelheid op. Ook het Zwarte Water waarin de IJssel uitmondt, is zo’n zinkputje. Verderop in het IJsselmeer is het water dan ook schoner dan in de IJssel zelf.
