Gepubliceerd op 01-12-2020

Oisterwijkse Bossen en Vennen; Kampina

betekenis & definitie

natuurgebied in de provincie Noord-Brabant nabij Oisterwijk. Een van de eerste publieke acties in Nederland tegen dreigende bebouwing van een natuurgebied leidde in 1913 tot aankoop van 157 ha in het gebied ten zuiden van Oisterwijk door de Vereniging tot Behoud van Natuurmonumenten in Nederland.

De actie werd vooral in de regio ondersteund en ging uit van een initiatief van de vw te Oisterwijk. In de loop van de jaren is het natuurmonument Oisterwijkse Bossen en Vennen vergroot tot 391 ha, terwijl het aan dit gebied grenzende natuurmonument Kampina (eerste aankoop in 1924) ruim 1100 ha beslaat. Hoewel de Kampinase Heide evenals de Oisterwijkse Bossen tal van vennen herbergt, is de Kampina toch een wezenlijker representant van het vroegere Kempengebied met beekdallandschappen (Beerse en Rosep), holliggende akkers en uitgestrekte golvende heiden met een droog tot drassig karakter. De vennen op de Kampina zijn in het algemeen beter bewaard gebleven dan in Oisterwijk, hoewel vooral de invloed van de zure regen een negatieve uitwerking op de vroegere samenstelling van het vennenmilieu heeft gehad. Het natuurmonument Kampina is beperkt toegankelijk (alleen leden van Natuurmonumenten), terwijl de Oisterwijkse Bossen zich (vanouds) in een grote toeristische en recreatieve belangstelling verheugen. Mede in verband met dit recreatieve belang wordt in het Oisterwijkse Bossengebied een bezoekerscentrum gebouwd.

Zowel op de Kampinase Heide als in de Oisterwijkse Bossen wordt sinds ca. 1980 bij het beheer begrazing met schapen toegepast. Hierdoor gaat men het dichtgroeien van de heide tegen en wordt de variatie in de bodembegroeiing vergroot. Het beheer van het water is eveneens van groot belang. Het deel van de Beerse binnen het natuurmonument is niet — zoals daarbuiten wel is gebeurd gekanaliseerd. Door opstuwing zou het riviertje daardoor nog ieder winterseizoen enige tijd buiten zijn oevers kunnen treden wanneer er een grote waterafvoer uit het stroomgebied van de Beerse verwerkt zou moeten worden. Een dergelijke overstroming zou moeten worden beperkt, omdat het water sterk vervuild is. Doordat de waterstanden in de omringende landbouwgebieden te laag zijn, waardoor wegzijging plaatsvindt, en door de toenemende wateronttrekking (voor de drinkwatervoorziening) uit de diepere ondergrond komen overstromingen niet meer voor.