Gepubliceerd op 01-12-2020

jood

betekenis & definitie

(jodium), chemisch element (symbool: I). Jood komt in aarde en drinkwater in uiteenlopende hoeveelheden voor.

In de zeegebieden is het joodgehalte hoger dan elders. Het drinkwater is de belangrijkste natuurlijke bron. Van alle waterleidingbedrijven is het joodgehalte van het drinkwater, dat sterk uiteenloopt, bekend. Jood is een essentieel bestanddeel van de voeding van de mens, en is van invloed op de schildklierfunctie, doordat het deel uitmaakt van de schildklierhormonen thyroxine en trijoodthyronine, die voor een belangrijk deel de stofwisselingsactiviteiten bepalen. Een tekort aan jood kan hypothyreoïdie en struma (krop) veroorzaken. Bij struma wordt de schildklier groter, maar kan haar functie nog min of meer verrichten.

Bij een ernstig tekort aan schildklierhormoon ontstaat myxoedeem. Tijdens zwangerschap veroorzaakt joodtekort bij de foetus cretinisme, een zeer bijzondere dwerggroei die gepaard gaat met een gebrekkige geestelijke ontwikkeling. Deze afwijking kwam vroeger in berggebieden (Zwitserland, Stiermarken) veelvuldig voor. In Nederland zijn slechts enkele gevallen beschreven.

Vanaf 1920 gingen veel landen door toevoeging van extra jood in keukenzout tot strumabestrijding over. In 1930 was de situatie in Nederland zodanig, dat van 10000 afgekeurde recruten er 144 wegens struma afgekeurd werden. In 1932 werd in een aantal gemeenten jood in de vorm van kaliumjodide aan drinkwater toegevoegd, totdat men in 1942 om economische redenen dit verving door gejodeerd broodzout. In Culemborg verminderde na jodering van drinkwater de struma bij kinderen met 40-60 %. Struma is nu in West-Europa vrij zeldzaam geworden.

Bij voortduring heeft de Gezondheidsraad zich met het vraagstuk van struma beziggehouden. Na een onderzoek bleek dat er maar weinige gebieden in Nederland waren waar de mensen vrij van struma waren. Dit heeft tot gevolg gehad dat in 1960 de Gezondheidsraad een advies formuleerde dat alle bakkerszout in Nederland moet zijn gejodeerd, dit als profylactische maatregel. Door het teruglopen van het broodverbruik moest de hoeveelheid kaliumjodide in brood enige malen worden verhoogd.

Het laatste advies (1981) houdt in dat 100 g brood 0,064 mg zout zal bevatten en dat 1 kg keukenzout minimaal 23 mg en maximaal 29 mg I mag bevatten. De ondergrens van de behoefte van de mens aan jood ligt bij 100 pg per dag, de bovengrens bij voorkeur beneden 1000 pg, optimaal tussen 150-300 pg. Zonder joodtoevoeging zou de opneming via voedsel en drinkwater tussen 35-54 pg liggen.