Gepubliceerd op 01-12-2020

Jachtwet

betekenis & definitie

1 Ned. wet, daterend uit 1954 en nadien meermalen gewijzigd, waarin het jachtrecht, het jagen, de wildstand, de bescherming van sommige diersoorten en het voorkomen en vergoeden van jachtschade is geregeld. De Jachtwet onderscheidt grofwild, kleinwild, waterwild en overig wild.

In de wet staat om welke diersoorten het gaat; bij AMvB kan wijziging van die categorieën plaatsvinden. Op vogels, die in deze wet als jachtwild zijn aangewezen, is de Vogelwet niet van toepassing.Om te mogen jagen moet men niet alleen over het jachtrecht beschikken, maar ook een jachtakte en een jachtverzekering bezitten en met goed gevolg een jachtexamen hebben afgelegd. Het voldoen aan beide laatste verplichtingen is nodig voor het verkrijgen van een jachtakte. Bovendien moet de aanvrager ten minste 18 jaar oud zijn en kunnen aantonen te beschikken over een jachtveld van ten minste 40 ha grootte. Introductie van gasten is toegestaan, mits zij over een jachtakte of een logeerakte beschikken. De jachtakte wordt afgegeven of ingetrokken door het hoofd van de plaatselijke politie dan wel door de burgemeester van de woonplaats van de betrokkene.

De verschillende vergunningen — b.v. om te jagen op aangewezen wildsoorten en verwilderde duiven of verwilderde niet-inheemse dieren worden verleend door de minister van Landbouw en Visserij. Hij kan ook de jachtakte intrekken.

Er is een Jachtfonds, waarvan het bestuur uit belanghebbende groeperingen door de minister wordt benoemd en dat ten doel heeft het bevorderen van de instandhouding van niet-schadelijk wild en van maatregelen ter voorkoming van wildschade.

In het gehele land bestaan wildschadecommissies, waarvan de leden, werkgebieden en het reglement door de minister worden aangewezen resp. vastgesteld. Die commissies hebben tot taak te adviseren over voorkoming en bestrijding van wildschade en over schadevergoeding.

2 Belg. wet van 28.2.1882 en nadien meermalen gewijzigd, waarin de jacht en de vergoeding van wildschade geregeld zijn. De wet verbiedt het jagen zonder jachtverlof, evenals het jagen tussen zonsondergang en zonsopkomst, en het jagen op andermans grond zonder toestemming van de rechthebbende. Ook het gebruik van strikken, netten, stroppen of lokaas is niet toegestaan.

De wet onderscheidt vier categorieën wild: grofwild (herten en zwijnen); kleinwild (hazen, hoenders, lijsters); waterwild (ganzen en eenden, snippen, kieviten, meeuwen e.d.); overig wild (houtduiven, kraaien, vossen, wilde katten e.d.). De jacht op houtduiven en konijnen is vrij. Om in aanmerking te komen voor een jachtverlof, dat afgegeven wordt door de commissaris van het arrondissement van de aanvrager, moet een jachtexamen afgelegd worden. De Jachtwet ressorteert onder de minister van Landbouw, die jaarlijks bepaalt in welke periode op welk wild mag worden gejaagd.

Hij die meent wildschade geleden te hebben, kan een verzoek tot schadevergoeding richten aan de vrederechter, die een deskundige benoemt die over het geval oordeelt. Als men zo niet tot een vergelijk komt, kan de zaak aanhangig gemaakt worden bij de rechter.