Gepubliceerd op 01-12-2020

herten

betekenis & definitie

(Cervidae), zoogdierenfamilie, orde evenhoevigen (Artiodactyla), onderorde herkauwers (Ruminantia). Mannelijke herten worden gekenmerkt door een gewei dat, meestal vertakt, elk jaar wordt afgeworpen en door een nieuw vervangen.

In Nederland en België komen in het wild drie soorten voor: edelhert, damhert en ree (in Vlaanderen alleen de ree).Het edelhert (Cervus elaphus) heeft een schouderhoogte van ca. 1,30 m en een gewicht van 100-150 kg. Het vrouwtje, de hinde, is wat kleiner en weegt 50—75 kg. Edelherten kwamen oorspronkelijk in een groot deel van Nederland voor, maar zijn door biotoopverlies en jacht op vele plaatsen verdwenen. Zij zijn in Nederland nu beperkt tot de Veluwe: ca. 1500 stuks, waarvan de helft in de vrije wildbaan en de andere helft binnen rasters. In Wallonië leven ca. 7200 stuks.

Edelherten leven bij voorkeur in gebied met afwisselend loofbos en grasland en zij foerageren graag in b.v. uiterwaarden. Zij leven in groepen, roedels genaamd. Edelherten eten loofblad, gras, knoppen en boombast. De belangrijkste natuurlijke vijand is de wolf. Bruine beer en lynx hebben op hertenpopulaties geen belangrijke invloed meer. In een goed gevoede hertenpopulatie krijgt het grootste deel van de hinden elk jaar een jong.

Wanneer de voedingstoestand minder goed is, worden er minder jongen geboren. Een goede voedingstoestand leidt er ook toe dat mannelijke herten grote geweien ontwikkelen. Deze zijn erg gewild als jachttrofee. De voedselsituatie op de Veluwe is minder goed voor het edelhert, doordat het er vnl. op heide, naalden en slecht gras is aangewezen. De plaatsen waar wel goed voedsel te vinden is (kaalkapvlakten, jonge bosaanplant, akkers en weiden) worden tegen herten afgerasterd. Om de voedselsituatie te verbeteren, worden herten op voederakkers bijgevoerd met b.v. speciaal hertevoer, hooi en aardappelen.

Men wil de edelhertenstand niet te groot laten worden, omdat anders te grote schade aan de produktiebossen wordt gevreesd. Edelherten moeten nl. als vast onderdeel van hun menu een bepaalde hoeveelheid ruwvoer, zoals boombast eten. Een nadeel van de voedselsituatie op de Veluwe is ook, dat het gras in de bossen en heiden niet voldoende wordt afgevreten (b.v. door runderen). Hierdoor wordt in de loop van het seizoen de graszode dik en viltig door oud en dood gras. Voor edelherten is het dan oneetbaar, maar runderen kunnen het goed verteren. Wanneer runderen het gras eten, verdwijnt het viltige karakter van de graszode en stoelt het gras beter uit.

Dan is het ook voor edelherten eetbaar. Runderen kunnen dus de voeselsituatie van edelherten verbeteren. Daarom werden, bij wijze van experiment, in het najaar van 1982 in een deel van het Nationaal Park de Veluwezoom runderen die in het wild kunnen leven (Schotse hooglanders) uitgezet. Dit is dus een ecologische methode om het biotoop van het edelhert te verbeteren. Een probleem voor de edelherten is ook verstoring door recreatie. Daardoor kunnen zij grote delen van het gebied niet goed benutten als voedselgebied.

Onder deze omstandigheden kunnen er waarschijnlijk maar 150 edelherten op de Veluwe leven, terwijl terreinbeheerders graag meer edelherten willen handhaven als jachtobject (bij een hoge stand is de jaarlijkse aanwas groot en kunnen er dus ook meer geschoten worden). Een factor die op sommige plaatsen meespeelt, is de wens om recreanten herten te kunnen laten bekijken.

Edelherten worden direct bedreigd door stroperij en verkeer. Stroperij wordt bestreden door politie en jachtopzieners. Stropen kan worden bemoeilijkt door afsluiten van wegen in natuurgebieden. Hiertoe moet echter eerst de Wegenverkeerswet worden veranderd. Bedreiging door het verkeer kan worden verminderd door plaatsen van wildspiegels en het aanbrengen van tunnels onder wegen op plaatsen waar herten passeren. Ook zijn er plannen bij Rijkswaterstaat om op een of enkele plaatsen over een drukke rijksweg passages voor herten te maken (zgn. cerviducten).

Een indirecte bedreiging van edelherten is het door rasters en door brede wegen geïsoleerd raken van kleine groepjes herten. Hierdoor kan inteelt ontstaan, waardoor er grotere kans is op ziekten en op het verdwijnen van herten op die plaats. Het is dus van belang dat de herten zo weinig mogelijk in hun bewegingsvrijheid worden gehinderd door rasters of wegen.

Het damhert (Cervus dama) heeft een schouderhoogte van 85-110 cm en is 60-85 kg zwaar. Het damhert is hier niet inheems, maar is door de Romeinen uit Turkije en Klein-Azië in Europa ingevoerd. In Nederland komt het al enkele honderden jaren voor. Tegenwoordig zijn er populaties op de Veluwe en in enkele duingebieden, vnl. binnen rasters. In België treft men het damhert (67 stuks) alleen aan in het Koninklijk domein te Arendonk-Retie. De damherten leven in groepen, bij voorkeur in gebied met dekking en open veld.

Hun voedsel bestaat uit kruiden, bladeren, heide, naalden enz. De vrouwtjes krijgen jaarlijks een jong. In Nederland hebben zij geen natuurlijke vijanden, behalve de vos, die de kalfjes kan bedreigen.

De ree (Capreolus capreolus) heeft een schouderhoogte van 65—75 cm en weegt 14-20 kg. Vroeger kwam de ree weinig voor in Nederland en dan vnl. in het zuiden. Na de oorlog zijn de reeën sterk in aantal toegenomen en hebben zij zich over het hele land verspreid, evenals over enkele Waddeneilanden. De ree komt vooral voor in het midden, oosten en zuiden van het land en in de Flevopolders, in uiteenlopende biotopen zoals bosgebieden, moerasgebieden, duinen, landbouwgebieden enz., maar met een voorkeur voor overgangsgebieden van bos naar open land. Zij hebben maar weinig dekking nodig. Reeën leven meestal solitair en zijn erg honkvast, ’s Winters vormen zij groepen.

Het voedsel bestaat uit gras, kruiden, bladeren, knoppen, zaden, eikels enz. Het moet vooral gevarieerd zijn. Eenzijdige voeding is slecht voor reeën. Reegeiten krijgen elk jaar een of twee kalfjes. Natuurlijke vijanden van de ree zijn wolf en lynx. Kalfjes worden ook bedreigd door vos en wild zwijn.

Hoewel er veel reeën als verkeersslachtoffer sterven en er veel gejaagd en gestroopt wordt, wordt de ree niet bedreigd. Dit blijkt overigens ook uit de sterke toename in de laatste decennia. Voor land- en bosbouw zijn reeën slechts bij uitzondering schadelijk.

In Europa komen van nature verder nog het rendier (Rangifer tarandus) en de eland (Alces alces) voor. Het rendier komt in toendragebieden voor en in Zuid-Noorwegen, Ijsland en op Spitsbergen. De eland komt in heel Scandinavië en OostEuropa voor. Enkele niet-Europese hertesoorten zijn her en der in Europa ingevoerd en verwilderd. De belangrijkste zijn: Chinees waterhert (Hydropotes inermis Swinhoe), muntjak (Muntacus muntjak (Zimmermann)) uit Zuidoost-Azië, sikahert (Sika nippon) uit Japan en virginiahert (Odocoileus virginianus) uit NoordAmerika.