Gepubliceerd op 01-12-2020

brandnetels

betekenis & definitie

Urtica, plantengeslacht uit de familie Urticaceae. Er komen in West-Europa twee soorten brandnetels voor; de grote brandnetel (Urtica dioica) en de kleine brandnetel (Urtica urens).

De grote brandnetel is een overblijvende, forse plant die wel 2 m hoog kan worden en ondergronds een stevig wortelstelsel vormt, dat ervoor zorgt dat de plant zich kan uitbreiden. Grote brandnetels die op een voor hen gunstige plaats staan, verdringen alle andere daar aanwezige plantesoorten en kunnen ware velden vormen. De kleine brandnetel is eenjarig en wordt maximaal 60 cm hoog.

Brandnetels bloeien vanaf mei tot in de herfst. Beide soorten zijn stikstofminnend (nitrofiel) en komen daardoor vooral voor op plaatsen waar veel organische stof beschikbaar is (bij mineralisatie daarvan komen nl. voor planten opneembare stikstofverbindingen vrij). Wanneer de bodem minder stikstof gaat bevatten, verdwijnen de brandnetels op den duur. Een steeds zeldzamer wordende vogelsoort die graag op de bodem tussen brandnetels broedt, is de nachtegaal. Verder is de grote brandnetel een waardplant voor de koninginnepage, een vlindersoort die tot de jaren vijftig vrij algemeen voorkwam, maar daarna als gevolg van de algehele verslechtering van het natuurlijk milieu steeds zeldzamer is geworden.

Grote brandnetels zijn heel nuttige planten: de malse jonge topjes kunnen in soep of als groente worden verwerkt. Zij bevatten veel mineralen en vitamines en zijn daardoor zeer gezond. Volgens kenners werken ze bloedzuiverend. Een aftreksel van grote brandnetels in water (zgn. brandnetelgier) voorkomt en bestrijdt de aantasting van groenten en fruit door schimmels en schadelijke insekten.