Gepubliceerd op 01-12-2020

Biesbosch

betekenis & definitie

(Bergsche Veld), Ned. plassen- en krekengebied, een zoetwatergetijdengebied dat ca. 2687 ha groot is, omsloten wordt door Nieuwe Merwede, Amer en Hollandsch Diep, grotendeels in de provincie Noord-Brabant, verder in de provincie Zuid-Holland is gelegen. De Biesbosch bestaat uit talloze eilanden en platen, gedeeltelijk ingepolderd, gedeeltelijk omkaad, met vele waterlopen (killen) ertussen.

Het gebied ontstond in 1421 door de Sint-Elizabethsvloed, toen de Grote Zuidhollandse Waard, waarvan het deel uitmaakte, overstroomde. In 1460 werd het Land van Altena ingedijkt; de Biesbosch bleef een watergebied. In 1850 werd de Nieuwe Merwede gegraven; van 1866—70 werden de killen afgedamd, waarbij landbouwgrond ontstond. Van 1921—29 werd 900 ha ten noordwesten van de Nieuwe Merwede ingedijkt. De dijken bezitten openingen voor de voornaamste killen (o.a. Steurgat).De niet-ingepolderde gronden zijn meestal begroeid met griendhout; een deel is grasland. In 1953, 1954 en 1966 leed de Biesbosch bij stormen vrij grote schade. In 1970 kwam bij de afsluiting van Haringvliet en Volkerak in het kader van het Deltaplan (→ Deltawerken) een einde aan de getijdenwerking. Dit heeft een ingrijpende verandering in het milieu teweeggebracht. Veel van het typische landschap en van de zoetwaterflora ging verloren, ook door de aanleg van drinkwaterspaarbekkens voor Rotterdam (1973). Het gebied is toegankelijk gemaakt voor waterrecreatie door het aanleggen van jachthavens en campings.

Aan land gaan is gevaarlijk en niet toegestaan. Er broeden water-, moeras- en weidevogels, b.v. de kwak (klein aantal). De Biesbosch is belangrijk als overwinteringsgebied voor kol- en rietganzen en als pleisterplaats voor grauwe ganzen. Maar deze zijn sinds 1970 sterk in aantal achteruitgegaan, evenals de wintertaling en de kleine zwaan. Daarvoor in de plaats kwamen grotere aantallen futen, bruine kiekendieven en meerkoeten. Bij de planten verloren het riet, grote egelskop en lisdodden terrein, maar het harig wilgeroosje en de brandnetel gedijen beter dan ooit tevoren.

Litt. H.A.Schönhage, De Brabantse Biesbosch en zijn bewoners (diss. 1940); C.J.Verhey (red.), De Biesbosch (1961); H. de Boois, De Biesbosch, het karakter van de grote verandering (1982).