Woordenboek van medische eponiemen

T.Beijer en C.G.L.Apeldoorn (1998)

Gepubliceerd op 17-06-2020

tang van Palfijn

betekenis & definitie

een door de Gentse chirurg Jan Palfijn (1650-1730) uitgevonden verlostang. De tang, die uit twee gelijke lepels bestaat, gelijkt veel op de Chamberlen-forceps.

Palfijn, van Vlaamse origine, leerde de eerste kneepjes van het heelkundig ambacht van zijn vader, die chirurgijn-barbier in Kortrijk was. Hierna bekwaamde hij zich verder in Parijs. Na vele omzwervingen, waarbij hij ook de Nederlanden aandeed, vestigde hij zich in 1697 in Gent, waar hij tot stadschirurgijn benoemd werd. Vanaf 1708 onderrichtte hij als lector de aankomende chirurgijns in anatomie en chirurgie (Lindeboom, 1984).

Met het door hem ontworpen instrument toog hij in 1721 te voet naar Parijs om zijn vondst aan de Académie des Sciences te demonstreren. Helaas zag men weinig heil in zijn verlostang, die de bijnaam main defer (‘ijzeren hand’) kreeg (Van der Waals). Ruim tien jaar later schonk de Duitse anatoom en heelkundige Lorenz Heister (1683-1758) in zijn institutiones Chirurgicae (1739) enige aandacht aan het instrument.

Behalve Palfijns hoofdwerk Heelkonstige ontleeding van 's menschen Lighaam, dat in 1718 te Leiden verscheen, en enige osteologische werken, kreeg vooral zijn Description Anatomique des parties de la femme qui servent a la génération, avec un traité des monstres, de leur causes, de leur nature et de leur différence et une description anatomique de nodige bekendheid. In dit in 1708 te Leiden verschenen werk geeft Palfijn een systematische behandeling van monsters en ‘verklaringen van hun verschijning’ (Naaktgeboren).

Nadat Palfijn in 1726 zijn lectoraat had neergelegd, raakte hij spoedig in vergetelheid. Vier jaar later werd hij ‘van de armen’ begraven.