Woordenboek van medische eponiemen

T.Beijer en C.G.L.Apeldoorn (1998)

Gepubliceerd op 17-06-2020

percussieklank van Skoda

betekenis & definitie

bruit skodique, bij percussie waarneembare zone van gedempte tympanie boven een pleura-exsudaat.

‘Wenn ich jünger wäre, würde ich bei Ihnen lernen,’
waren de woorden van de bekende Weense ans Türckheim toen de in consult geroepen jonge Skoda bij de zieke Franse gezant in Wenen de juiste diagnose stelde (Major). Skoda’s naam als diagnosticus was voorgoed gevestigd.

Joseph Skoda (1805-’81) werd als zoon van een arme smid in Pilsen (Bohemen) geboren. Aanvankelijk zou hij priester worden, maar door bemiddeling van zijn in Wenen studerende broer Franz kreeg hij kosteloos onderdak bij een rijke fabrikant, zodat zijn hartewens, de medische studie, in vervulling ging. Twintig jaar oud vertrok de arme Joseph te voet naar Wenen, een barre tocht die hij in zes dagen aflegde. Behalve in de geneeskunde bekwaamde hij zich in de wis- en natuurkunde. Na zes jaar promoveerde hij in de geneeskunde. Hij bestudeerde in Bohemen cholera en vertrok daarna weer naar Wenen. Daar werd hij onbezoldigd Sekundärarzt aan het Allgemeines Krankenhaus. In dit bekende Weense ziekenhuis paste hij vlijtig de nieuwe methode van percussie en auscultatie toe, waarbij vooral de fysisch-diagnostische verschijnselen van hart- en longziekten zijn aandacht kregen. In 1839 verscheen zijn Abhandlung über Perkussion und Auscultation. In dit nog altijd een van de betere werken op het gebied der fysische diagnostiek beschreef hij de naar hem genoemde bruit skodique. Eveneens behandelde hij het ontstaan van de harttonen, die hij zo exact mogelijk anatomisch trachtte te lokaliseren en maakte hij een duidelijk onderscheid tussen toon en geruis.

In 1846 werd Skoda hoogleraar in de klinische geneeskunde. Met zijn landgenoot Carl Rokitansky, een andere coryfee van de beroemde Tweede Weense School, was hij een van de weinigen die de betekenis van Semmelweis’ waarneming bij de kraamvrouwenkoorts begrepen.

Skoda, een uitstekend docent en ongeëvenaard diagnosticus, was een fervent aanhanger van het ‘therapeutisch nihilisme’, een stroming die in zijn tijd de Tweede Weense School kenmerkte. Van het brownianisme en broussaïsme moest men niets hebben: de behandeling was geheel expectatief en men liet de ziekte haar natuurlijke loop nemen. Alleen door goede verpleging en dieetmaatrcgclen trachtte men het ziektebeloop gunstig te beïnvloeden (Sigerist). Misschien enigszins teleurgesteld zeiden de Weners: ‘Skoda kan enkel de diagnose stellen, die dan door Rokitansky, na de dood, wordt bevestigd.’ (Jener)

Skoda werd de laatste jaren van zijn leven door jicht gekweld. In 1881 overleed hij. Zijn begrafenis was een indrukwekkend en frappant bewijs van het respect en de liefde die alle geledingen van de maatschappij koesterden voor deze buitengewoon kundige diagnosticus, die soms wat hard en koud kon overkomen.