Woordenboek van medische eponiemen

T.Beijer en C.G.L.Apeldoorn (1998)

Gepubliceerd op 17-06-2020

oginoïsme

betekenis & definitie

periodieke onthouding. Deze methode ter vermindering van de kans op bevruchting is ontwikkeld door de Japanse gynaecoloog Kinsaku Ogino (1882-1974).

Ogino, vrouwenarts in het Takayama-ziekenhuis in Tokio, waar hij in 1936 directeur werd, was de eerste die op de samenhang van ovulatie en fertiliteit wees. In 1924 toonde hij aan dat de vrouw uitsluitend omstreeks de eisprong vruchtbaar is. Door de coïtus in die periode te vermijden (de negende tot zeventiende dag na de eerste dag van de menstruatie) is de kans op zwangerschap geringer. In 1930 publiceerde Ogino zijn methodiek in de Duitse medische pers. In Japan, waar men in die jaren iedere vorm van geboortenbeperking ten strengste verbood, viel het oginoïsme nu niet direct in goede aarde. Gelukkig heeft Ogino de bloei van zijn periodieke onthouding nog mogen beleven. In 1975, het jaar van zijn overlijden, maakte ruim 23 procent van de Japanse bevolking van zijn methode gebruik (Sanders).

Onafhankelijk van Ogino kwam de Oostenrijkse gynaecoloog Hermann Knaus (1892-1970) in 1932, twee jaar nadat de Japanner zijn bevindingen in de Duitse medische pers publiceerde, tot dezelfde conclusie (Die periodische Fruchtbarkeit). Uit dien hoofde noemt men het oginoïsme dikwijls de methode van Ogino-Knaus.

Knaus, een promovendus van de universiteit van Graz, rekent men tot de grootste onderzoekers op het gebied van de menselijke voortplanting. In 1927 werd hij als privaatdocent voor verloskunde en gynaecologie aan de universiteit van Graz toegelaten. Drie jaar later was hij buitengewoon hoogleraar; in 1934 werd hij als ordinarius aan de universiteit van Praag benoemd. Kort na de Tweede Wereldoorlog was hij een jaar gasthoogleraar aan de universiteit van Londen. Behalve zijn onderzoekingen op het gebied van de geboortenbeperking behoort de juiste berekening van de geboortedatum tot zijn grootste verdiensten. Knaus ging hierbij, in tegenstelling tot de Heidelbergse vrouwenarts Franz Karl Naegele, uit van de individuele ovulatieperiode. Deze staat niet in verband met de laatste menstruatie, maar met de duur en de variabiliteit van het individuele menstruatietype. Door zorgvuldig bijgehouden menstruatiekalenders konden veel vergissingen voorkomen worden.