Woordenboek van medische eponiemen

T.Beijer en C.G.L.Apeldoorn (1998)

Gepubliceerd op 17-06-2020

nicotine

betekenis & definitie

het zeer giftige alkaloïd in de tabaksplant (Nicotiana), genoemd naar de Franse diplomaat en filoloog Jean Nicot (1530-1600); nicotianisme: chronische nicotinevergiftiging.

Nicot, een notariszoon uit Nîmes, studeerde daar letteren en later rechten aan de Parijse Sorbonne.

Op verzoek van de Franse koning vertrok hij in 1559 als ambassadeur naar Lissabon. Na twee jaar keerde hij echter al naar Frankrijk terug. Zijn verdere leven heeft Nicot zich met taalkundige studies beziggehouden. Zes jaar na zijn overlijden verscheen zijn woordenboek Thrésor de la langue Francoyse.

Nicot was één der eersten die het gebruik van tabak als geneesmiddel propageerde: ‘une espèce d’herbe, de vertu admirable pour guarir toutes naurures’ (Sanders). Tegen allerlei kwalen, zoals scheurbuik, jicht, gal- en nierstenen en chronische slapeloosheid, werd het ‘wondercruyt’ aanbevolen. Men schreef het snuiven van dit kruid voor (het clysterium nasi ofwel ‘neuslavemenri), naast het gebruik ervan in de vorm van poeders, balsem, extracten, pleisters, lavementen, pillen en zalven. Ook de Dordtse medicus Johan van Beverwijck (1594-1647) was de mening toegedaan dat tabak alle ‘vochtigheid uit het hoofd zoude trekken en wondergoed tegen pestilentiaal fenijn’ zou helpen, een mening die zijn vriend de Amsterdamse magistraat en medicus Nicolaas Tulp (1593-1674) beslist niet deelde. In zijn Genees-insighten wees Tulp met veel verve op de schadelijke gevolgen van de tabak. Wie zich te buiten gaat ‘die raekt aen 't hoesten en proesten, 't bederven van de longe, 't begeven van ’t hart en 't verslijten van ’tgansche lichaam’-, krachtige taal van deze zeventicnde-eeuwse medicus; ze zou in een hedendaagse anti-rookcampagne zeker niet misplaatst zijn (Beijer, 1991).

Of Nicot, zoals men aanneemt, de tabaksplant in Frankrijk geïntroduceerd heeft, is nog maar de vraag. In 1555 zou de franciscaner monnik André Thévet, een sterrenkundige in dienst van de Franse koning, de Fransen al met de tabak hebben doen kennismaken. Wel schijnt na een brief van Nicot aan kardinaal Lorraine, waarin hij wees op de wonderbaarlijke eigenschappen van het kruid dat Pétun Sf Herbe à la Reine (Eloy) genoemd werd, het gebruik aan het Franse hof enorm te zijn toegenomen. Of de Franse koningin Catharina de Medici tabak ‘snoof’ om van haar hoofdpijn af te komen, weten we niet (Sanders). Al in 1564 stelde de plantkundige Jean Liébault voor de tabaksplant ‘Nicotiana’ te noemen, naar zijn propagandist. In zijn Thrésor nam Nicot de plant dan ook onder die naam op.