Woordenboek van medische eponiemen

T.Beijer en C.G.L.Apeldoorn (1998)

Gepubliceerd op 17-06-2020

Kerckring-plooien

betekenis & definitie

plicae circulares, dwars op de lengteas van de (dunne) darm verlopende slijmvliesplooien, waarin de tela submucosa mede betrokken is.
Theodorus Kerckring (1640-’93), geboren in Hamburg, kwam op jeugdige leeftijd met zijn familie naar Amsterdam. Samen met de Nederlandse wijsgeer Baruch de Spinoza (1632-’77) ontving hij het eerste onderricht in het Latijn van de vrijdenker Franciscus van den Ende (1602-’74).

In 1671 trad Kerckring in het huwelijk met Clara Maria van den Ende, de dochter van zijn leermeester. In 1659 vertrok hij naar Leiden om er geneeskunde te studeren. Hij is waarschijnlijk niet gepromoveerd, maar hij vestigde zich wel als arts in Amsterdam. Hij maakte in de jaren zeventig een rondreis door Italië en vestigde zich daarna in zijn geboortestad (Lindeboom, 1984).

Als anatoom verrichtte Kerckring verdienstelijk werk. Hij beschreef nauwkeurig de darmplooien, hij ontdekte in de poortader van een paard de kleine bloedvaatjes die de wand van de grote bloedvaten verzorgen (vasa vasorum) en bestudeerde de aderkleppen. Over de wording van de beenderen van de foetus schreef hij een uitvoerige studie: Osteogenia foetuum in qua quid cuiqui ossiculo singulis accedat (1670), een onderdeel van zijn Spicilegium anatomicum etc. (Amsterdam 1671; Paris 1673). De fabel van de ‘zuigers’ die de foetus in de baarmoeder zouden opeten, werd door hem ontluisterd. Wat men hem liet zien, waren slechts misvormde placentae (Baumann). Als chemicus hield hij zich bezig met het onderzoek van het Amsterdamse grachtwater, waarin hij een ‘causa morborum’ (oorzaak van ziekten) veronderstelde.