Woordenboek van medische eponiemen

T.Beijer en C.G.L.Apeldoorn (1998)

Gepubliceerd op 17-06-2020

Jackson-epilepsie

betekenis & definitie

symptomatische epilepsie, een vorm van epilepsie die zich uit in focale insulten, wijzend op een lokaal circumscript proces in de motorische zone van de hersenschors. De aanvalsgewijs optredende clonische (of clonisch-tonische) contracties beginnen steeds in dezelfde spiergroep en verspreiden zich van daaruit over de overige spieren van dezelfde lichaamshelft, aanvankelijk zonder bewustzijnsverlies. Deze insulten werden in 1863 beschreven door de Engelse neuroloog John Hughlings Jackson (1835-19x1): ‘Unilateral epileptiform seizures attended by temporary defect of sight’1.

Jackson, een pachterszoon uit het nabij York gelegen dorpje Providence Green, studeerde aan de onbeduidende medische school te York. Al spoedig vertrok hij naar Londen. In het St. Bartholomew’s Hospital bekwaamde hij zich verder onder leiding van Jonathan Hutchinson (1828-1913) en James Paget (18i4_,99). Na beëindiging van zijn medische studie vestigde hij zich voor drie jaar als chirurg te York. In die jaren zag Jackson weinig heil in een medische carrière en hij wilde zich geheel aan de filosofie wijden. Gelukkig bracht Jacksons vroegere leermeester Hutchinson hem van dit plan af en introduceerde hij hem in Londen. Door Jacksons contact met de Franse fysioloog Brown-Séquard (1817-’94), als zenuwarts in Londen werkzaam, werd zijn belangstelling voor de neurologie gewekt. Van 1862 af was hij, inmiddels gepromoveerd aan de Saint Andrews University, verbonden aan het National Hospital for the Paralysed and Epileptics, het ziekenhuis aan Green Square, en tevens aan het London Hospital. Na een lange verlovingstijd trouwde hij op dertigjarige leeftijd met zijn volle nicht Elisabeth Jackson. Elf jaar later overleed zij aan een hersentrombose, die, als een gril van het noodlot, gecompliceerd werd door de naar hem genoemde insulten.

Door zijn onderzoek op het gebied der epilepsie geldt Jackson als een der grondleggers van de moderne neurologie. Met zijn beschrijving van de unilatéral epileptiform seizures (1863) was hij overigens niet de eerste. In 1827 was de Fransman L.F. Bravais hem voor geweest: Recherches sur les symptômes et Ie traitement de Vépilepsie hémiplégique (Leiber).

Het is vooral Jacksons verdienste geweest dat hij in een tijd dat men van de functie van de hersenen nog weinig wist, laat staan dat men iets begreep van bepaalde lokalisaties in de hersendelen, erop wees dat de aanvallen worden veroorzaakt door een onregelmatige ontlading van zenuwcellen juist op die plek waar zich in de hersenen een laesie bevindt (site of the discharging lésion). Een aanval begint vaak als een kleine plaatselijke storing: het trekken van de duim of het tintelen van de mondhoek. Naarmate de aanval vordert, breidt de storing zich uit. Dit werd door Jackson de march of convulsion genoemd. Op deze wijze kon hij de hersenen in termen van sensomotorische centra in kaart brengen: de projcctievelden (epileptogene schorsvelden) van één lichaamshelft.

Ook Jacksons evolutietheorie van het zenuwstelsel maakte in die jaren grote opgang. Onder invloed van de Engelse filosoof Herbert Spencer (1820-1903), een adept van Darwins evolutiebeginsel, bracht Jackson Tiet zenuwstelsel in beeld als een hiërarchie van organisatieniveaus, die allemaal de activiteit van hun primitieve voorgangers onderdrukken en regelen. Door letsel of ziekte kan dit bouwwerk worden verwoest of neergehaald en ontstaat er een ruwe samenvatting van de geschiedenis der evolutie.’ (Miller) Jacksons ‘omgekeerde evolutie’ had zo veel invloed, dat enkele collega’s, met name Head en Rivers, dit idee te ver wilden doorvoeren (zie Head).

Nog tijdens Jacksons leven, in 1897, werd de Hughlings Jackson Lecture van de vereniging van Londense neurologen te zijner ere opgericht. Ook mocht hij, vijfjaar voor zijn overlijden, de onthulling van zijn marmeren buste in de hal van het ziekenhuis aan Green Square beleven.

Na het overlijden van zijn vrouw trok Jackson zich zoveel mogelijk uit het openbare leven terug en vertoonde dikwijls een excentriek gedrag. De volgende anekdote doet de ronde: wanneer hij een boek gelezen had, scheurde hij de voor hem interessante bladzijden eruit en bewaarde hij die; de rest van het boek gooide hij weg.

1 Med. Times Caz. London, 1,1863,588