Woordenboek van medische eponiemen

T.Beijer en C.G.L.Apeldoorn (1998)

Gepubliceerd op 17-06-2020

hypnose

betekenis & definitie

een op slaap lijkende toestand van verminderd of vernauwd bewustzijn, kunstmatig via het geven van suggesties door een hypnotiseur geïnduceerd, waarbij de gehypnotiseerde verminderd toegankelijk is voor de omgeving, terwijl er wel ‘rapport blijft bestaan ten opzichte van de hypnotiseur. Zie ook braidisme en mesmerisme.

In de Griekse mythologie werden Hypnos, de slaap, en Thanatos, de dood, zonen van Nux, de nacht, voorgesteld als gevleugelde jongemannen.

De broers leefden in een grot, volledig van het daglicht afgesloten. Het was de taak van Hypnos de aardse stervelingen mooie dromen te bezorgen.

In 1784 beschreef de Oostenrijkse arts Franz Anton Mesmer (1734-1815) onder de term ‘somnambulisme’ bepaalde hypnotische toestanden. Gewoonlijk wordt aangenomen dat het woord ‘hypnose’ door de Engelse arts James Braid (1795-1860), grondlegger van het wetenschappelijk hypnotisme, in 1843 geïntroduceerd is. Hij was echter niet de eerste: in 1821 sprak de Fransman De Cuvillers al over ‘hypnotisme’ (Rodin). In 1901 gaf de beroemde Canadese internist Sir William Osler (1849-1919) in zijn Medicine in the i$th century de volgende fraaie definitie: ‘It is a subjective physical condition [...] resembling somnambulism, in which, as Shakespeare says, in the description of Lady Macbeth, the person receives at once the benefits of sleep and does the effects of acts of watching or waking.’