Woordenboek van medische eponiemen

T.Beijer en C.G.L.Apeldoorn (1998)

Gepubliceerd op 17-06-2020

Heberden-noduli

betekenis & definitie

erwtgrote benige en kraakbenige verdikkingen aan de distale interfalangeale gewrichten, een uiting van osteoarthrosis (zie ook Bouchard-knobbeltjes). Toen de bekende Engelse letterkundige en criticus-Samuel Johnson (1709-’84) gevraagd werd welke arts hij tijdens zijn laatste ziekte consulteerde, was het antwoord: ‘Dr. Heberden, ultimus Romanorum, the last of out leaming physicians.’ (Major)

De in Londen geboren William Heberden (1710-1801) studeerde vanaf 1724 geneeskunde in Cambridge. Na zijn promotie bleef hij gedurende tien jaar verbonden aan de universiteit van Cambridge, waar hij jaarlijks colleges gaf over materia medica. In 1746 werd hij Fellow of the Royal College of Physicians. Twee jaar later verliet hij Cambridge en vestigde hij zich te Londen, waar hij een bloeiende praktijk opbouwde en spoedig tot lid van de Royal Society gekozen werd. Heberden was een erudiet man, goed geschoold in Latijn en Hebreeuws en met een grote wetenschappelijke en culturele belangstelling. In 1768 verscheen in de Medical Transactions published by the College of Physicians in London zijn artikel ‘Some Account of a disorder of the Breast’, waarin hij als eerste de klassieke verschijnselen van angina pectoris als een zelfstandig ziektebeeld beschreef zonder dat hij echter van coronaire afwijkingen repte. Eveneens als eerste maakte hij onderscheid tussen waterpokken en echte pokken (Medical Transactions, 1767).

In 1818 verzorgde zijn zoon William, een vooraanstaand arts, een Engelse vertaling van de Latijnse aantekeningen die de oude Heberden gedurende zijn praktijk van meer dan vijftig jaar verzameld had. In deze Commentaries on the History and Cure of Diseases, een van de monumentaalste werken op het gebied van de klinische geneeskunde, vinden we een verhandeling over de ‘digitorum nodi’, de naar Heberden genoemde knobbeltjes. Op pagina 119 vraagt hij zich verwonderd af: ‘What are those little hard knobs, about the size of a small pea, which are frequently seen upon the fingers, particularly a little below the top, near the joint? They have no connection with the gout, being found in persons who never had it; they continue for life; and being hardly ever attended with pain, or disposed to become sores, are rather unsightly than inconvenient, though they must be some little hindrance to the free use of the fingers.’ (Hamilton Bailey). We weten nu maar al te goed dat de knobbeltjes geen jicht betekenen, maar een kenmerkend verschijnsel van arthrosis zijn.