Woordenboek van medische eponiemen

T.Beijer en C.G.L.Apeldoorn (1998)

Gepubliceerd op 17-06-2020

facies hippocratica

betekenis & definitie

typerend gelaat van een stervende.

‘Het gelaat,’ zo lezen we in het Corpus Hippocraticum II, ‘is tot den uitersten graad van verval gekomen, wanneer de neus puntig geworden is, de ogen ingevallen, de slapen ineengezakt, de oren koud en samengetrokken, de huid van het voorhoofd droog, gespannen en dor, de huid van het gehele gelaat geel of zwart, livide of loodkleurig.’ (Lindeboom)

Het Corpus Hippocratkum is een verzameling van ongeveer zeventig Griekse medische geschriften die deels van de Griekse arts Hippocrates (460-377) zelf afkomstig zijn, deels van zijn leerlingen, onder wie zijn zonen en kleinzonen en zijn schoonzoon Polybus. Na de dood van Hippocrates zijn de verspreide geschriften, gekenmerkt door kernachtige, eenvoudige en zakelijke betoogtrant, gebundeld ten behoeve van de bibliotheek te Alexandrië.

Hippocrates, wel de ‘Vader van de Geneeskunde’ genoemd, werd geboren op het in de Egeïsche zee gelegen eilandje Kos, het tegenwoordige Stancho.

Hij was een telg uit een asklepiadengeslacht, een familie waarin het artsenberoep van vader op zoon overging, en hij kreeg zijn eerste onderricht in de geneeskunde van zijn vader, de asklepiade Heraclides. Na een rondreis van twaalf jaar, tijdens welke hij de nodige ervaring kon opdoen, vestigde hij zich op Kos, waar hij praktizeerde en zijn leerlingen in het Asklepeion onder oeroude eiken, cipressen en pijnbomen onderwees (Löffler). De zogenoemde school van Kos zou het symbool van de hippocratische geneeskunst worden.

Hippocrates leefde in Hellas’ bloeitijd; beroemde Grieken als de filosofen Plato (430-347) en Aristoteles (384-322) waren zijn tijdgenoten. Hippocrates’ betekenis voor de geneeskunde kan niet overschat worden. Vóór alles baseerde hij de geneeskunde op waarneming en daarmee op een wetenschappelijke grondslag, waarmee hij haar bevrijdde ‘van de irrationaliteit van mystiek en bijgeloof’ (Lindeboom, 1993). Tevens legde hij de nadruk op een humane houding van de arts; de karaktereigenschappen die nodig zijn om een goed arts te zijn, zette hij uiteen in zijn geschrift De medico.

Ziekte, aldus Hippocrates, ontstaat door een onjuiste menging (dyscrasie) van de vier lichaamssappen (humores). Elk sap is uit twee van de vier oereigenschappen (heet, koud, droog en nat) samengesteld: gele gal (heet en droog), zwarte gal (koud en droog), bloed (heet en nat) en slijm (koud en nat).

De vier temperamenten, het cholerische, het melancholieke, het sanguinische en het flegmatieke, worden bepaald door overheersing van een van deze humores. Een juiste menging van de sappen (syncrasie) betekent gezondheid. Hippocrates’ ziektenleer (de humorale pathologie), later door Galenus uitgewerkt, heeft eeuwenlang het geneeskundig denken beheerst. Door algemene maatregelen (leefwijze, voeding, het nemen van baden en dergelijke) dient de geneeskunde de juiste menging van de sappen te herstellen.

Van het Corpus Hippocratkum zijn waarschijnlijk de Aforismen, een verzameling van korte, kernachtige uitspraken, wel het meest verbreid. Het bekende eerste aforisme zal ook heden eenieder aanspreken: ‘Het leven is kort, de kunst is lang, de gelegenheid vluchtig, de proefneming hachelijk, het oordeel moeilijk. Niet alleen de arts moet handelen, doch ook de patiënt en zijn familieleden.’ En verder is er de geneeskundige grondregel ‘vooral niet schaden’ (Lat.: primum nil nocere).

Voorts zijn nog te noemen Deprisca medicina (over de oude geneeskunde), De morbis popularibus (over epidemieën), De aere, aquis et locis (over lucht, water en bodem), De articulis (over de gewrichten), het Prognosticon (over de ‘voorzegging’), Defracturis (over breuken) en De ukeribus (over wonden) (Lindeboom, 1993).

Tal van eponiemen herinneren ons aan Hippocrates’ bijzonder scherpe waarnemingsvermogen. Behalve de facies hippocratica kennen we de ungues hippocratici, de blauw verkleurde ‘horlogeglasnagels’ (1n de lengterichting overmatig gekromde nagels) die meestal met de digiti hippocratici (trommelstokvingers) een teken zijn van chronische hypoxemie. Het opwekken van piasgeruis door de patiënt heen en weer te schudden, kenmerkend voor de aanwezigheid van vocht in een lichaamsholte, wordt de succusio hippocratis genoemd. Met een mitra hippocratis bedoelt men een mutsverband bij hoofdwonden. Ook een abces in de retrofarynx, angina vertebralis hippocratis, herinnert ons aan ‘de Vader van de Geneeskunde’. Zeer nauw is Hippocrates’ naam verbonden met een mogelijk door hem geformuleerde eed, die ook thans nog wordt uitgesproken bij het aanvaarden van de loopbaan als arts. De drie normen die in deze eed van Hippocrates zijn vastgelegd, gelden ook nu nog: de arts moet een onafhankelijke persoonlijkheid zijn, de arts mag niemand doden en hij moet kunnen zwijgen (Löffler). Door Lindeboom is de eed de ‘magna charta der medische ethiek’ genoemd.

Volgens sommigen wordt hip(p)ocras ook aan Hippocrates toegeschreven. Het is een met specerijen gekruide wijn met toevoeging van suiker en eiwit, gefiltreerd door een wollen zogenaamde hip(p)ocraszak.

Het brouwsel wordt als bruiloftswijn geschonken. Anderen menen dat het woord is afgeleid van de Griekse woorden hippos en kratos, samen: ‘paardekracht’.

Hippocrates heeft de Griekse geneeskunde aan haar top gebracht. Galenus van Pergamum (129-199), die andere grote arts uit de oudheid, noemde Hippocrates ‘de Goddelijke’. Hij zou van hem zeggen: ‘Ik geloof aan Hippocrates niet wegens zijn autoriteit, zoals algemeen wordt beweerd, doch omdat ik heb ingezien dat zijn bewijzen onomstotelijk zijn.’ (Löffler)