Woordenboek van medische eponiemen

T.Beijer en C.G.L.Apeldoorn (1998)

Gepubliceerd op 17-06-2020

Einthovens snaargalvanometer

betekenis & definitie

een door de Nederlandse fysioloog Willem Einthoven (1860-1927) in 1903 ontworpen instrument waarmee een elektrocardiogram kan worden opgetekend.

Einthoven, geboren in Semarang, studeerde in Utrecht en promoveerde in 1885 cum laude bij de vermaarde oogheelkundige Frandscus Cornelis Donders (1818—’89) op het proefschrift Stereoscopie door kleurverschil. Het volgend jaar werd hij in Leiden tot hoogleraar in de fysiologie benoemd, hoewel hij pas semi-arts was. Zes weken voor zijn inaugurele rede deed Einthoven artsexamen.

De elektrofysiologie van het hart werd zijn geliefdste studieobject. Als jong hoogleraar woonde hij in Londen een demonstratie bij van Augustus Désiré Waller (1856-1922). Waller, verbonden aan het St. Mary’s Hospital, registreerde als eerste met behulp van een door de Duitse fysicus Gabriel Lippmann (1845-1921) ontwikkelde capillaire kwikelektrometer de actiestromen van het hart, waarbij hij twee elektroden van het instrument aan de voor- en achterzijde van de borstkas plaatste.

In zijn laboratorium in Leiden experimenteerde Einthoven verder met deze elektrometer. Hij vond dat er bij iedere hartslag een serie toppen en golven optrad, die hij de namen P, Q, R, S en T gaf. Voor een nauwkeurige weergave van de actiestromen van het hart miste het instrument door de vrij grote traagheid ten enenmale de nodige gevoeligheid. Al vrij snel (1903) vond Einthoven een gevoeliger instrument, de ‘snaargalvanometer’. De galvanometer, ontwikkeld door de Fransman Clement Adler en gebruikt bij het transatlantisch telegraafverkeer, gaat van het principe uit dat een kwartssnaar die door een magnetisch veld loopt, van stand verandert als er een elektrische stroom door gaat.

De bewegingen van de snaar, ontstaan door de actiestromen van het hart, worden sterk vergroot en op lichtgevoelig papier vastgelegd. De door Einthoven ontwikkelde snel reagerende snaargalvanometer bleek zo gevoelig te zijn, dat ‘de energie die nodig is om een tienduizendste deel van het hart een miljoenste micron op te heffen, al voldoende was om de snaar een zichtbare uitslag te laten maken’ (Haneveld, 1991).

Einthoven plaatste de elektroden op beide armen en het linker been en verkreeg een bijna gelijkzijdige driehoek waar het hart middenin lag. De stroom van het hart werd op drie manieren afgeleid: tussen rechter en linker arm, tussen rechter arm en linker been en tussen linker arm en linker been, de drie standaardafleidingen. In zijn laboratorium gelukte het hem een hartfilmpje te maken van patiënten die in een ziekenhuis op een afstand van een kilometer of meer lagen. In het Pflügers Archiv für die gesamte Physiologie des Menschen und der Tiere publiceerde hij zijn bevindingen: ‘Die galvanometrische Registrierung des menschlichen Electrocardiogramms’1.

In de kliniek is het elektrocardiogram niet meer weg te denken. Het is niet alleen van onschatbare waarde voor de registratie van hartritmestoornissen, maar wellicht nog meer voor de beoordeling van de toestand van de hartspier in gevallen van myoeardinfarct. In 1924 kreeg Einthoven de Nobelprijs voor fysiologie en geneeskunde voor zijn ontdekking van het mechanisme van het elektrocardiogram.

1 Pflügers Archiv 99,1903, 472