Woordenboek van medische eponiemen

T.Beijer en C.G.L.Apeldoorn (1998)

Gepubliceerd op 17-06-2020

darwinisme

betekenis & definitie

leer die het ontstaan der soorten verklaart, de evolutieleer van de Engelse natuuronderzoeker Charles Robert Darwin (1809-’82).

Darwin, wel eens de ‘Copernicus of de Newton van de biologie’ genoemd (Hooykaas), was de kleinzoon van de Engelse geneesheer, natuurkenner en dichter Erasmus Darwin (1713-1802). De jonge Darwin studeerde geneeskunde te Edinburgh en theologie te Cambridge. Ondanks het verzet van zijn vader, die zijn zoon ‘op het pad der geestelijkheid wilde houden’ (Boorstin), nam Charles in 1831 als ‘naturalist1 deel aan de reis van de Beagle, een expeditie die de kusten van Patagonië, Vuurland, Chili en Peru in kaart zou brengen en chronometerstations zou opzetten. Doorslaggevend waren de woorden van zijn oom Josiah Wedgwood n geweest: ‘Het beoefenen van de natuurlijke historie is hoewel niet professioneel, toch zeer geschikt voor een geestelijke.’ (Boorstin). Op deze wetenschappelijke reis bezocht Darwin Brazilië, de Straat van Magalhaes en de Galapagos-eilanden. Na vijf jaar keerde hij naar Engeland terug en vestigde hij zich in Down (Kent), waar hij zijn vele beroemde werken schreef. Op de Galapagos-eilanden waren hem de subtiele verschillen tussen dieren van diverse eilanden opgevallen. Zijn zoeken naar vaste kenmerken van de soorten leverde de bouwstenen voor zijn bekendste boek, On the origin of the species by means of natural selection (1859). In dit werk verdedigde hij zijn opvatting dat alle planten en dieren van één oersoort afstammen. Deze ‘evolutie’ voltrok zich in de loop van miljoenen jaren met grote gelijkmatigheid. De doelmatigheid die we in de natuur aantreffen, zou volgens Darwin het gevolg zijn van een natuurlijke selectie (natural selection)-. zwakke dieren gaan ten onder, de sterke blijven in leven (survival of the fittest). De theorie over de bevolkingsgroei van de Engelse predikant en econoom Thomas Robert Malthus (1766-1834) is op Darwins denken van grote invloed geweest. De bevolking van de wereld groeide volgens Malthus sneller dan de voedselproduktie. Op de duur zou een voedseltekort ontstaan; alleen de sterken zouden een dergelijke hongersnood overleven. Deze survival of the fittest was voor Darwin de drijvende kracht achter de evolutie.

Zoals te verwachten was, zou Darwins evolutietheorie heel wat stof doen opwaaien. Volgens een anekdote zou de kapitein van de Beagle zelfmoord gepleegd hebben. Dat Darwins ‘goddeloze’ ideeën op zijn schip gestalte kregen, was voor de aan godsdienstwaanzin lijdende zeeman niet langer te verkroppen (Schellekens).