Woordenboek van medische eponiemen

T.Beijer en C.G.L.Apeldoorn (1998)

Gepubliceerd op 17-06-2020

Carrel-plasma

betekenis & definitie

voedingsbodem voor weefselculturen. Het voedingsmilieu bestaat uit bloedplasma en weefselextract van bij voorkeur embryonaal weefsel.

De uit Frankrijk afkomstige Alexis Carrel (1873-1944), een bekwaam chirurg, vertrok in 1904 naar de Verenigde Staten, waar hij verbonden was aan het Rockefeller Institute for Medical Research in New York. Hij werd de grondlegger van de thoraxchirurgie. Carrel hield zich intensief bezig met vaathechtingen, orgaantransplantaties en weefselkweken. Reeds in Frankrijk ontwikkelde hij een ingenieuze techniek om bloedvaten ‘end-to-end’ aan elkaar te hechten, waarbij hij na het aanleggen van drie steunhechtingen de einden van de vaten met ‘aiguilles extrêmement fines’ aan elkaar naaide. Deze techniek, bij orgaantransplantaties nog steeds toegepast, publiceerde hij in 1902 in de Lyon Médicale: ‘La technique opératoire des anastomoses vasculaires et la transplantation des viscères.’

Carrel was een van de eersten die erin slaagden dierlijk weefsel niet alleen buiten het lichaam op een voedingsbodem jarenlang in leven te houden, maar het ook te doen groeien. Vooral zijn proeven met het hartje van een kippe-embryo kregen grote vermaardheid. In januari 1912 begon hij zijn cultuur en twee jaar later, nadat er 385 cxplantaties hadden plaatsgevonden, was de groei nog steeds niet opgehouden. Carrels rapporten waren enigszins misleidend; de hartspiercellen van het oorspronkelijke weefsel begaven het al bij het begin van het experiment. De enige cellen waar nog enige groei in viel te bespeuren, waren bindweefselcellen (fibroblasten), het steunweefsel van de hartspier. Twee jaar na Carrels overlijden, 34 jaar nadat het weefsel van het embryo genomen was, leefden de fibroblasten nog steeds. Met vele biologen was Carrel er in die jaren van overtuigd dat iedere cel door zich te delen onsterfelijk was. Een optimistische kijk, weten we nu. Er is een grens aan het delend vermogen van de cel; de dood is inherent aan het leven.

Voor zijn transplantaties construeerde hij met de beroemde oceaanvlieger Charles Lindbergh in 1936 een doorstromingsapparaat waarbij hele organen lange tijd buiten het lichaam in leven werden gehouden. De experimenten hadden maar weinig succes; de dieren waarbij Carrel een nier transplanteerde, bleven niet langer dan enkele weken in leven. Samen met de biochemicus Henry Drysdale Dakin (1880-1952) stelde hij de voorschriften op voor een vloeistof, de solutio hypochloritis natrici chirurgicalis, ook wel Carrel-Dakin-vloeistof, of kortweg Dakin-vloeistof genoemd. Het is een oplossing die door zijn kiemdodende werking grote waarde voor de wondbehandeling heeft gehad.

Voor zijn werk over vaathechtingen en transplantaties kreeg Carrel in 1912 de Nobelprijs voor geneeskunde.

Buiten medische kringen kreeg Carrel vooral bekendheid door zijn boek L’homme, eet inconnu, een kritische beschouwing over de ontwikkeling van mens, wetenschap en maatschappij; een boek, aldus de schrijver, ‘zowel voor de intellectueel als voor de leek’.