Woordenboek van medische eponiemen

T.Beijer en C.G.L.Apeldoorn (1998)

Gepubliceerd op 17-06-2020

bacil van Koch

betekenis & definitie

[/b]Mycobacterium tuberculosis (tuberkelbacil).

Robert Koch (1843-1910), Duitslands meest vooraanstaande bacterioloog, werd als zoon van een tot mijndirecteur opgeklommen mijnwerker geboren in de Harz. De jonge Koch studeerde geneeskunde te Göttingen, waar de befaamde anatoom Friedrich Henle (1809-’8S) een van zijn leermeesters was. In 1866 promoveerde hij. Nadat hij als vrijwilliger deelgenomen had aan de Frans-Duitse oorlog (1870-’7i) en gewonde soldaten in een veldlazaret behandeld had, vestigde hij zich als arts te Wollstein in de toen nog Duitse provincie Posen (Poznan). Hij was daar ook districtsarts. In zijn primitieve laboratorium deed hij veel bacteriologisch onderzoek. Onder de microscoop ontdekte hij de vorming en ontkieming van de sporen van de miltvuurbacil (Bacillus anihracis). Wanneer dergelijke sporen, die hun virulentie jarenlang behouden, door voedsel of lucht in het dierlijk organisme belanden, groeien ze tot bacillen uit en kunnen ze, aldus Koch, bij het vee aanleiding zijn tot het uitbreken van miltvuur. In 1876 publiceerde Koch deze bevindingen in Beiträge zur Biologie der Pflanzen, het tijdschrift van de Duitse botanicus F. Cohn. We staan er tegenwoordig nauwelijks meer bij stil dat Koch in dit artikel als eerste aantoonde dat een infectieziekte veroorzaakt wordt door een bepaald micro-organisme (Sigerist).

Zijn grootste verdienste is wellicht de ontdekking dat tuberculose veroorzaakt wordt door een bacil. De Mycobacterium tuberculosis demonstreerde hij in 1882 op een vergadering van de Berliner Physiologische Gesellschaft. Hetzelfde jaar hield hij in Wiesbaden op het Eerste Congres voor Interne Geneeskunde een voordracht Über die Aetiologie der Tuberkulose. Hierin poneerde hij zijn bekende vier postulaten (Dumesnil). In deze Erreger-Postulaten stelde Koch, voortbouwend op de theorie van zijn leermeester Henle, de eisen waaraan moet zijn voldaan alvorens causaal verband mag worden aangenomen tussen de ziekte en de vermeende ziekteverwekker:

1: de verwekker moet bij elk geval van de ziekte aantoonbaar zijn en bij gezonden niet;
2: de verwekker moet geïsoleerd kunnen worden en in Reinkultur gekweekt worden;
3: de Reinkultur moet bij elk dier dezelfde ziekte teweegbrengen, en
4: de verwekker moet waarneembaar zijn in ieder experimenteel ziekgemaakt dier en bij sectie uit dat dier geïsoleerd kunnen worden.

Later werden dit de Kochse postulaten genoemd.

Het volgend jaar (1883) ontdekte Koch in Egypte tijdens een expeditie ter bestudering van de cholera de verwekker van deze ziekte, de Vibrio cholerae, een kommavormige bacterie. Tevens toonde hij aan dat de infectie kan worden veroorzaakt door het drinken van besmet water. Op verscheidene door hem georganiseerde expedities deed Koch baanbrekend werk. In Zuid-Afrika bestudeerde hij de runderpest en in India de builenpest. Met zijn medewerkers stelde hij vast dat de ziekte overgebracht werd door een beet van een met pestbacillen besmette rattevlo. In Rhodesië, het tegenwoordige Zimbabwe, hield hij zich bezig met de Afrikaanse slaapziekte en op Java met malaria. In 1898 publiceerde hij zijn bevindingen: Reise-Bericht über Rinderpest, Bubonenpest in Indien und Afrika, Tsetse- oder Surrakrankheit, Texasfieber, tropische Malaria, Schwarzwasserfieber (Lindeboom, 1993).

Na zijn benoeming tot hoogleraar in de hygiëne bleef Koch zich met de tuberculose bezighouden. Hij ontdekte dat er bij een van tevoren met tuberkelbacillen geïnfecteerde cavia een ernstige reactie optrad indien bij het dier levende of dode tuberkelbacillen ingespoten werden. Dit wordt het Koch-fenomeen genoemd. In 1890 deed Koch op een internationaal medisch congres in Berlijn de opzienbarende mededeling dat hij een middel tegen tuberculose gevonden had. Het middel, een glycerine-extract van tuberkelbacillen, door hem tuberculine genoemd, bleek niet alleen ineffectief maar ook nog gevaarlijk. Maar ondanks veel kritiek deed dit aan zijn reputatie terecht geen afbreuk. Dat bleek duidelijk toen men hem in 1905 voor zijn werk met betrekking tot tuberculose de Nobelprijs voor geneeskunde toekende. In Tokio ging men zelfs zo ver dat men aan Koch, die als een “halfgod’ beschouwd werd, een tempelschrijn wijdde (Jetter).

Koch, met Pasteur een van de grondleggers van de bacteriologie, leed de laatste jaren van zijn leven aan angina pectoris. Nog vrij plotseling overleed hij in 1910 te Baden-Baden. Het instituut voor infectieziekten, waarvan hij sinds 1891 directeur was, werd later Robert Koch-Institut gedoopt.