Woordenboek van medische eponiemen

T.Beijer en C.G.L.Apeldoorn (1998)

Gepubliceerd op 17-06-2020

addisonisme

betekenis & definitie

een hypofunctie van de bijnierschors. Dit eponiem wordt zowel gebruikt als aanduiding van een lichte vorm van morbus Addisonii als voor symptomen van dit ziektebeeld dat onder meer gekenmerkt wordt door extreme vermoeidheid, algemene zwakte en pigmentaties van de huid en slijmvliezen. De mening van Addison dat de ziekte ontstaat door verwoesting van de bijnieren is volledig bewaarheid.

Thomas Addison (1793-1860) werd geboren als zoon van eenvoudige ouders in Long Benton bij Newcastle. Zijn vader was kruidenier. Na een medische studie in Edinburgh promoveerde hij daar in 1815. Hierna vestigde hij zich in Londen en werkte hij een aantal jaren samen met de bekende dermatoloog Batemen. Vrij spoedig was hij staflid aan het beroemde Guy’s Hospital, waar hij de eerste lector in de huidziekten werd. Dit ziekenhuis, in 1724 gebouwd met de financiële steun van de uitgever en belegger Thomas Guy, werd een wereldberoemde instelling voor zowel de praktische als de theoretische vorming van medische studenten. Addison werkte als staflid in dit ziekenhuis samen met coryfeeën als Richard Bright (1789-1858), Thomas Hodgkin (1798-1866) en Astley Cooper (1768-1841), ‘the great men of Guy’s (Lyons). In 1837 bezette hij met Bright de leerstoel voor geneeskunde. Inzicht en gezond verstand (common sense) waren bij beide artsen doorslaggevend. Nieuwe waarnemingen aan het ziekbed werden vaak met de resultaten van obducties vergeleken (Jetter). Hun vruchtbare samenwerking resulteerde in een leerboek dat in 1839 verscheen: Elements of the practice of medicine. In 1849, na een lezing voor The South London Medical Society, publiceerde Addison zijn betoog: ‘Anemia; disease of the suprarenal capsules’1, een beschrijving van pernicieuze anemie. De Londense internist William Huntcr (1861-1937) stelde in 1909 voor deze bloedarmoede Addison’s anemia te noemen. Aangezien de Breslause arts Anton Biermer (1827-’92) de klassieke verschijnselen van de ziekte reeds had beschreven, noemt men pernicieuze anemie ook wel de ziekte van Addison-Biertner.

Zes jaren later, in 1855, verscheen Addisons boek On the constitutional and local effects of disease of the suprarenal capsules. In dit geschrift, een van de belangrijkste werken in de klinische geneeskunde, beschreef hij exact de verschijnselen van de bijnierschorsinsufficiëntie. Addison verklaarde dat hij bij obductie van zijn drie anemiepatiënten toevallig een bilaterale ziekte van de bijnieren vond. Hoewel de Duitse patholoog Lobstein (1777-1835) in 1823 en Addisons collega Bright in 1829 een ziektebeeld met dezelfde symptomen hadden beschreven, stelde de bekende Franse clinicus Armand Trousseau (1801-’67) voor het ziektebeeld naar Addison te vernoemen. Ook in addisonkeloïd, een verharde en verdikte plek in de huid, leeft zijn naam voort.

Addison, die als clinicus en als leermeester een grote reputatie genoot, had de naam kortaangebonden en arrogant te zijn. Mede door zijn imponerende verschijning boezemde hij nogal vrees in bij zijn studenten. Zijn hooghartigheid was echter een soort compensatie voor zijn verlegenheid. Later zou hij bekennen nooit college te geven ‘without feeling nervous’ (Major, 1965). Over Addison vertelt men de volgende anekdote: toen hij, pas op zijn vijftigste jaar, met een weduwe met twee kinderen in het huwelijk trad, vernielde een hevige storm op die voor hem zo gedenkwaardige dag het deel van het kerkdak dat boven het altaar gelegen was. ‘Good God’ aldus de verbouwereerde bruidegom toen hij de ravage zag, ‘is this not ominous?’ (Major, 1965). Gelukkig overleefde hij zijn huwelijksdag nog zeventien jaar. In 1860 ging de zwaarmoedig geworden Addison met pensioen. Hij vestigde zich in Brighton, waar hij nog datzelfde jaar overleed.

1 London Medical Gazette 43,1849, p. 517-518