aanvallen van bewusteloosheid door hartblock (ZM.).
—Addison, zie bijnier.
—Addison-Biermer, anaemia perniciosa, zie aldaar
—Alzheimer, praeseniele dementie, zie Alzheimer (ziekte van —).
—Bang, febris undulans, zie Bang, (ziekte van —).
—Band, zie Banti, (ziekte van —).
—Barlow, ook ziekte van Möller-Barlow, infantiele scorbuut, zie Barlow, (ziekte van —).
—Basedow, hyperthyreoidie, zie Basedow, (ziekte van—).
—Bechterew, chronische progressieve (rheumatische) arthritis van de gehele wervelkolom; zie Bechterew, (ziekte van —).
—Biermer, anaemia perniciosa, zie aldaar; (ook wel ziekte van Addison-Biermer genoemd).
—Boeck, sarcoidosis, zie Boeck, (ziekte van —).
—Bornholm, zomergriep, pleurodynia epidemica, zie Bornholm-se ziekte.
—Bright, uierontsteking, zie nefritis.
—Brodie, zie Brodie, (ziekte van —).
—Bürger, thromboangiltis obliterans, zie Bürger, (ziekte van —).
—Cushing, of beter het syndroom van —, zie Cushing.
—Dercum, zie adipositas dolorosa.
—Duchenne-Aran, een systeemziekte van het ruggemerg, waarbij de motorische cellen van de spieren verloren gaan en atrofische verlammingen ontstaan (zie ook myatrofie). Ontwikkelt zich in de regel „opstijgend” en eindigt met de chronisch-progressieve vorm van bulbairparalyse (zie aldaar); genoemd naar de Franse artsen G. B. A. Duchenne (1806-1875) en F. A. Aran (1817-1861).
— Ziekte van Feer, zie acrodynie.
—Friedreich, hereditaire ataxie; Friedreich (tabes van —).
—Fröhlich, dystrofia adiposogenitalis, zie aldaar, zie ook Fröhlich.
—Gaucher, zie stapelziekten.
—Gee-Herter, intestinaal infantilisme, zie Gee-Herter, (ziekte van —) en spruw.
—Hansen, de meer en meer gebruikelijke naam voor lepra, zie aldaar; zie ook Hansen (ziekte van —).
—Hippel, zie angiomatosis (retinae) en Hippel.
—Hirschsprung, megacolon congenitum, zie Hirschsprung (ziekte van —).
—Hodgkin, lymfogranulomatosis, zie aldaar; zie ook Hodgkin, (ziekte van —).
—Kaposi, zie atrofodermatosen en xeroderma (pigmentosum).
—Little, cerebrale kinderverlamming, zie Little, (ziekte van —).
—Ménière, zie Ménière, (syndroom van —).
—Möller-Barlow, infantiele scorbuut, zie Barlow, (ziekte van —).
—Newcastle, pseudovogelpest, zie aldaar
—Nicolas-Favre, lymfogranuloma venereum, zie aldaar.
—Oppenheim, zie amyotonia congenita.
—Osgood-Schlatter, zie apofysiolysis.
—Paget, osteitis deformans, zie aldaar.
—Parkinson, paralysis agitans, zie aldaar.
—Pfeiffer, klierkoorts, zie aldaar.
—Pott, zie bochel.
—Raynaud, acroasfyxia atroficans, zie Raynaud, (ziekte van —).
—Recklinghausen, zie bijschildkliertjes en Recklinghausen (beenz.kte van —, en ziekte van —).
—Scheuermann, een osteochondrotische gibbus, zie Scheuermann (ziekte van —).
—Simmonds, het syndroom, dat door het verloren gaan van de hypofyse-voorkwab ontstaat; zie Simmonds, (ziekte van —).
—Thomsen, myotonia congenita, zie aldaar.
—Unverricht, zie myoclonie.
—Vrolik, chondrodystrofie, zie aldaar; zie ook Vrolik.
—Weil, zie leptospirose, Weil en leptospira icterohaemorrhagia.
—Werlhof, bloedvlekziekte, zie aldaar; zie ook Werlhof (ziekte van —).
