moet de arts in staat stellen tot een diagnose en daarop volgende therapie. Het algemene „oriënterende” onderzoek bestaat uit het opnemen van het ziekteverhaal of anamnese, de inspectie, (bezichtiging), de palpatie (betasting), de percussie (beklopping) en de auscultatie (beluistering).
Daarna volgen eventueel speciale methoden om bijzonderheden over de vorm en de functie der organen te kunnen beoordelen.