Onrust
v., 1. afwezigheid van rust, beweging, beroering: te midden van al de onrust en het geweld der oorlogen van Napoleon. 2 ongedurigheid, gejaagdheid: vlagen van onrust; — (spr.) geld baart onrust. 3. (-en) heen en weergaand wieltje in een uurwerk, dat evenals een slinger in een slingerklok ten doel heeft de gang van het uur...