Mathieu Andriessen

Algemeen directeur bij NLkabel

Gepubliceerd op 30-08-2016

Kabelnetwerk

betekenis & definitie

Een kabelnetwerk is het samenstel van kabels en apparatuur waarmee signalen voor radio, televisie, internet en telefonie worden verspreid. Een kabelnetwerk bestaat uit glasvezelkabels en/of coaxkabels en uit actieve en passieve apparatuur die nodig is om signalen met optische of elektrische techniek te distribueren.

Het Nederlandse kabelnetwerk is vanaf de jaren 60 aangelegd en was oorspronkelijk bedoeld als gemeenschappelijke antenne inrichting voor de doorgifte van analoge radio- en televisiesignalen uit de ether. Deze netwerken waren beperkt tot stadswijken en flatgebouwen. In de jaren 70 werd een begin gemaakt met de aanleg van de huidige kabelnetwerken. De bestaande gemeenschappelijke antenne inrichtingen werden daarin opgenomen. Op de kabelnetwerken werden niet alleen ontvangen ethersignalen versterkt doorgegeven, maar ook buitenlandse televisie signalen. Deze werden onder andere verkregen door satelliet ontvangst en geschikt gemaakt voor distributie over het kabelnetwerk. Dit netwerk bestond volledig uit coaxkabels. De Nederlandse kabelbedrijven hebben in de jaren 1990 hun coaxiale netwerken tot op gemiddeld 300 meter van de woning vervangen door glasvezelkabel en de netwerken geschikt gemaakt voor retourverkeer. Sindsdien worden via kabelnetwerken ook digitale en interactieve diensten als digitale televisie, video on demand, breedband-internet en telefonie aangeboden. De kabelnetwerken zijn hiermee uitgegroeid tot volledige telecommunicatie netwerken.

De moderne kabelnetwerken bestaan uit zowel glasvezelkabel als coaxiaal- kabel. Men spreekt dan ook wel van een HFC-netwerk: Hybride Fiber Coax. Ook netwerken die uitsluitend uit glasvezel zijn samengesteld (Fiber to the Home, FttH) schaart men onder de kabelnetwerken.